Regen: een vloek en een zegen

Paardenbloem

Ik dacht dat ik goed op weg was in de tuin, maar de regen van de afgelopen periode heeft aan dat idee resoluut een einde gemaakt. Alles, maar dan ook werkelijk alles knalt de grond uit. Paardenbloemen, veldzuring, kleine veldkers, hondsdraf, paardenstaarten… en gras, veel gras. Waar ooit een paadje was naar de composthoop staat nu een bed van hondsdraf in innige verstrengeling met lievevrouwebedstro, wolfsmelk en gras.

tuin_mei2016

De voorjaarsopruiming is daarmee verworden tot onkruid ruimen en hier en daar nog voorzichtig de oude bloemstengels tussen de dikke pollen nieuw blad uit peuteren. Enig voordeel is, het ziet er wel lekker vol en groen uit. En toch stilletjes aan is er ook al wel wat kleur te zien. Zo is er de Judaspenning, als één van de eersten in bloei toont hij al enkele weken zijn paarse bloemen. De paasbloem vergezelt hem sinds kort en ook de donkere geranium phaeum ‘Mourning Widow’ doet een duit in het zakje.

JudaspenningPaasbloem

Geranium

Dit jaar is ook voor het eerst het Longkruid in bloei te zien. Vorig jaar kreeg ik hem via een plantenruil. Ik weet niet precies welke variëteit het is, maar het gevlekte blad en de verkleurende bloempjes zijn een welkome aanwinst voor in de schaduw.

LongkruidHelmbloem

 

 

 

 

 

 

 

Op een steenworp afstand, ook in de schaduw, staat een witte helmbloem (vermoedelijk Corydalis ochroleuca). Ik ben extra blij dat deze het goed naar z’n zin heeft, want vele variëteiten (vooral van Corydalis flexuosa) zijn hem al voorgegaan, maar zelden werd het een succes. Sinds vorig jaar heb ik wel nog een blauw bloeiende Corydalis elata die het goed lijkt te doen. Ik houd hem nauwlettend in het oog.

Ik moet eerlijk bekennen, tijdens het onkruid trekken zakt me af en toe wel de moed in de schoenen. Met een volle kruiwagen op weg naar de composthoop wordt ik danig afgeleid door het onkruid elders in de tuin. Ik moet me inhouden om niet overal tegelijk bezig te zijn. Maar als ik dan toch na een uur zwaar ploeteren met de spitvork even omhoog kijk en de bloesem van de kriekenboom straalt me tegenmoet tegen een strak blauwe hemel, dan denk ik “het komt wel goed”.

Kriek

Herfstkleuren in de mix


Herftskleuren

De regen valt inmiddels met bakken uit de hemel en er zijn al twee kleine winterprikjes met nachtvorst geweest, waardoor sommige vorstgevoelige planten tot een slappe moes zijn ingezakt. Zo goed als alle bladeren zijn nu gevallen, waar een blik in mijn foto archief van een maand of wat geleden nog een tuin onthult in volle herfstkleuren. De kleuren waren dit jaar wel heel bijzonder en anders dan andere jaren.

kriek in caramelkleur

Vooral de kriek had dit jaar eens duidelijk zin in iets anders. Waar hij normaal al in sep. of soms zelfs in aug. zijn blad zonder blikken of blozen laat vallen hield hij het dit jaar tot begin nov. vol en wel in een prachtige mooie caramelkleur, waarvan ik niet eens wist dat de kriekenboom het in zich had. De berk (op de achtergrond te zien) bleef dan weer heel lang groen, terwijl normaal zijn vibrerende geel toch altijd steevast aanwezig is. Vibrerend geel was er wel bij de honingboom. Zijn afgevallen blad maakte van ons cirkelvormige tegelpleintje zelfs een flitsend mozaïek.

Sophora japonicaHoningboom gevallen blad

 

 

 

 

 

 

 

De Pruikenboom deed het dit jaar wat rustiger. Normaal heeft hij een flinke rode blos, maar nu bleef het bij een wat bescheiden bruin-bordeaux, met af en toe een ondeugende uitschieter. Ook het rood bij de Acer japonicum ‘Aconitifolium’ liet lang op zich wachten. Hij startte in een paarsachtige bordeaux en pas op het laatst toonde hij her en daar zijn knallende rood.

Pruikenboom

Acer japonicum 'Aconitifolium'

 

 

 

 

 

 

 

De esdoorn Acer shirasawanum ‘Aureum’ dit deed jaar dan weer buitengewoon goed zijn best en toonde kleuren die ik nog niet eerder bij hem gezien had. In zijn vroege jaren, toen hij nog in een houten ton stond, kleurde hij in de herfst vaak vlammend goudgeel. Acer shirasawanum 'Aureum'Sinds hij in de volle grond staat zijn de herfstkleuren minder spectaculair, maar dit keer ging het onverwacht richting oranje, rood en zelfs een tikje paars. Merkwaardig ook hoe het soms binnen de plant sterk kan verschillen.

Wat opzoekwerk op internet leert mij dat de kleurverandering in het blad vooral in gang wordt gezet door de langere nachten (simpelweg de kalender dus). Andere factoren zoals de temperatuur, zonlicht, vochtigheid en voeding zijn vooral van invloed op de intensiteit van de kleuren. Leuk om te weten ook: de gele herfstkleuren zijn het hele jaar door al aanwezig in het blad. Ze worden alleen in het najaar pas zichtbaar omdat de aanmaak van chlorofyl (bladgroen) dan stagneert. De groene kleur verdwijnt en het gele pigment wordt zichtbaar. De rode pigmenten worden vooral in de herfst geproduceerd onder invloed van fel licht en veel suikers. Als je er wat meer over wil lezen kijk dan hier.

Geen idee wat er dit najaar precies voor heeft gezorgd dat sommige planten een extra kleurtje verkozen, terwijl juist anderen het wat kalmpjes aan deden. Het blijft een wonderlijk samenspel van omstandigheden en dat is dan wel weer precies zoals je het verwacht van de natuur.

Kardinaalsmuts

Pre-Indian Summer

Rudbeckia

Macleaya&Calamagrostis

Alliums&Phlomis

 

 

 

 

 

 

Voor een echte Indian Summer is het nog iets te vroeg, maar een avondzonnetje doet de kleuren al aardig opgloeien. En… de prairieplanten zijn natuurlijk al wel volop aanwezig. Zo zijn er Rudbeckia’s, Sanguisorba, Sporobolus, Calamagrostis en zelfs een enkele Echinacea pallida. Ja, ik zeg ” zelfs een enkele…”: je moet weten dat ik al jaren moeite doe om Echinacea’s in de tuin te krijgen, of beter gezegd in de tuin te houden. Velen zijn er al de grond in gegaan en even zoveel alweer verdwenen. De Echinacea pallida ‘Hula Dancer’ staat er al zo’n 4 jaar. Bij aanschaf heeft hij gebloeid, 2 jaar geleden nog eens en dit jaar wordt ik weer getrakteerd op een bloem. Het mag dan niet een stormend succes zijn, maar toch ben ik er blij mee.

Echinacea pallida 'Hula Dancer'

Wat wel een groot succes is zijn de sieruien. Zo is de Allium ‘Summer Drummer’ een echte blikvanger. Dicht opeengepakte bloemknoppen vormen stevige bollen op hoge stelen. Het mooiste vind ik nog wel dat de stengels dezelfde poederig paarse kleur hebben als de bollen. Ze torenen hoog boven de omliggende planten uit en daardoor vallen ze extra op.

Allium 'Summer Drummer'

Allium flavumSanguisorba officinalis

Dat kan niet gezegd worden van de veel lagere, maar oh zo leuke, Allium flavum. Tijdens een wandelingetje in een overvolle tuin ontdekte ik ineens dat ze al lang in bloei stonden. Die waren helemaal aan mijn aandacht ontglipt. Van de springerig gele bloemknopjes die alle kanten op buigen wordt je automatisch vrolijk.

En, al struinend door de tuin, stuitte ik op nog een stekelige bol. Al liet deze zich moeilijk fotograferen. Blij dat hij nog steeds in onze tuin vertoeft.

Egel

Van groen naar grijs

tuin mei_2015_1Net op tijd was ik er bij. Een paar dagen later en de veldzuring was in zaad geschoten. Hij had m’n hele tijmveld overmeesterd, dus daar moest toch even een stokje voor gestoken worden. Voor de kleine veldkers was ik wel te laat. Bij de minste aanraking springt het zaad welig in de rondte. Daar zullen we later de gevolgen wel weer van zien. Maar voorlopig kijk ik tevreden rond, in een tuin die, met veel groenen en grijzen, nu op z’n mooist is, al ga ik dit later in het seizoen vast nog eens zeggen.

schaduwhoek

Sesleria en Carex

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Over zaad gesproken: ik heb onlangs in m’n nieuwste boek (en tevens eerste aanwinst van Piet Oudolf en Noel Kingsbury) “Plannen en planten, een nieuw Tellimaperspectief” (die binnenkort op de boekenlijst erbij komt), een goed stuk gelezen over de relatie tussen de levensduur van planten en hun drang tot uitzaaien. Blijkt dat er een verband is tussen die twee eigenschappen: planten met een lange levensduur, die ook jaren op dezelfde plaats blijven staan, hebben minder vaak de neiging tot sterk uitzaaien. Ergens heeft dat natuurlijk ook een logica, een kortlevende plant zal z’n voortbestaan willen garanderen door te zorgen voor veel nakomelingen. Ineens begrijp je waarom een gras als Melica ciliata zijn zaad zo kwistig in het rond strooit, terwijl onze stille held Sesleria nitida al sinds jaar en dag onverstoorbaar op dezelfde plaats staat zonder ook maar één enkele nakomeling. Al zijn er natuurlijk altijd uitzonderingen op de regel.

sierhaver en akelei

Zenegroen en tafelblad

 

 

 

 

 

 

 

 

Akelei houdt zich in ieder geval netjes aan de spelregels. Hij is niet heel standvastig, maar wel een echt zaaiwonder. Terwijl ik vooral lyrisch wordt over alle variaties in groenen en grijzen, ziet iedereen natuurlijk de akeleien. En laten we wel wezen: je kunt er niet naast kijken. Ze zijn ook gewoon fantastisch. Je begint met 2 of 3 soorten en je eindigt met een gigantische kruisbestuiving.

akelei mix1

akelei mix2

akelei mix3

 

Akelei en varen

Salomonszegel en duizendknoop

 

 

 

 

 

 

 

 

Maar toch nog even terug naar de groenen en de grijzen, ik blijf het een mooie combinatie vinden. De salomonszegel lijkt het in zijn blad allemaal te combineren. Afhankelijk van hoe het licht erop valt kleurt het groen of grijs. En dan die rij witte klokjes die eronder bungelen. Je kunt zelfs niet benoemen of dit nu een horizontaal accent toevoegt of juist een rij verticale accentjes. De aartjes van Persicaria bistorta ‘Superba’ maken het helemaal af. Intussen knijpen we onze ogen even dicht bij de paardenstaarten, want ja… die staan er ook tussen. Aan welke spelregel die zich houden heb ik nog niet helemaal vast. Waarschijnlijk gewoon ‘Survival of the Fittest’.

Paardenstaarten

Stille Held

tuin mei 2015_1

tuin mei 2015_3

 

 

 

 

 

 

 

Het is stil geweest op Zomerstraat, maar de stilte is maar schijn. Intussen is er hard gewerkt in de tuin. En zo in mei als alles de grond uitschiet wordt het werk beloond. De kriek staat weer op z’n hoogtepunt, het paars van de Judaspenning, geblokte kievitseitjes en paasbloem is er weer, aangevuld met het eerste donkerpaars/ aubergine van de ‘Mourning Widow’ geranium, waarvan ik mij niet kan herinneren dat die er vorig jaar ook al zo vroeg bij was.

Judaspenning en Berk

tuin mei 2015_4

 

 

 

 

 

 

Verder is het vooral groen, wit en grijs dat de overhand heeft. Wit van de vele pluimpjes van het Hazestaartje dat het kiezelveld overmeesterd heeft en wit van de pluimpjes van het blauwgras Sesleria nitida. Die is er ieder jaar als één van de eerste siergrassen bij. Toen ik onlangs de dorre halmen van vorig jaar eruit viste overviel hij me plots met zijn ongekunstelde schoonheid. Het is echt een stille held. Jaren geleden is het één van de eerste siergrassen die ik ooit geplant heb. En sindsdien doet hij onverschrokken zijn ding, geen open vallende pollen of afstervende kernen: gewoon een lekker gras zonder gedoe.

hazestaartje

tuin mei 2015_2

 

 

 

 

 

 

 

Het moestuinseizoen is ook alweer geopend. Sjalot en knoflook staan al sinds februari in de grond. Knoflook had ook in het najaar gekund, maar ik was gewoon simpelweg te laat. In de bak ernaast staan peulen, een nieuwigheid voor mij, dus ik ben benieuwd of dat wat wordt. Ik had een deel van de peulen binnen voorgezaaid en een maand of wat geleden naar buiten verhuist. En eigenlijk is me dat goed bevallen, de buiten gezaaide peulen komen maar traag op gang terwijl de andere al flink de hoogte in gaan. Verder staan “the usual suspects” bietjes, warmoes en spinazie er weer. Met over een paar weekjes courgette, komkommer, bonen en radijs erbij zijn de bakken alweer vol.

EpimediumCorydalis ochroleuca

 

 

 

 

 

 

 

De meeste gaten die tijdens de voorjaars opruiming waren gevallen zijn ook alweer opgevuld, met dank aan Joos. Zo zijn daar onder andere de schildpad-bloem, guldenroede, duizendknoop, anemoon, bergamotplant, elfenbloem, longkruid, mansoor en deze prachtige helmbloem hier rechtsboven bijgekomen. Heel fijn zo’n plantenruil: het ene tuintje uit – het ander tuintje in. Binnenkort staat er weer één gepland, want zo gaat dat in mei als alles de grond uitschiet: dan zijn er opeens heel veel plantjes bijgekomen.

Paardebloem

Spooktuin en Mini-egels

tuin_okt2014_1

Het jaargetijde van de spinraggen breekt weer aan. Het is dan één en al geweef en geknoop wat de stengels en uitgebloeide bloemknoppen met elkaar verbindt. Wat vroege ochtend dauw met een zonnetje erop en het tafereel is compleet. De herfsttuin kenmerkt zich eigenlijk door een grote ‘saamhorigheid’ als ik dat zo kan noemen. Alles lijkt samen te smelten, er is geen plant meer die uit de toon valt doordat z’n kleur eigenlijk toch niet zo goed matcht met zijn buurman of meer van dat soort overwegingen die je doorgaans wel eens maakt.

Pennisetum alopecuroidesspinrag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Soms kijk ik ook vol verbazing naar zaken die mij voorheen nog niet zo waren opgevallen. Opeens zijn daar die grote Pennisetum bollen die in volle glorie staan te bloeien. En de Rozemarijn struiken zijn plots meer dan manshoog. Hoe lang is dat al zo? Ik besluit meteen om nog eens een goed stuk Rozemarijntaart te bakken.

Deschampsia cespitosa2

In de moestuin is ook al van alles gepasseerd. De struikbonen hebben het dit jaar wat laten afweten, maar de stokbonen hebben het (spreekwoordelijke) ‘stokje’ overgenomen. Heel wat heerlijke sperziebonen zijn daar al afgekomen en het einde is nog niet in zicht. Eigenlijk ligt in de koelkast steevast een haffeltje vers geoogste bonen (met dank aan Eva, voor haar bonen ‘Neckarkönigin’). Ook de komkommer doet het goed, in het begin was er tijdelijk een groeistilstand en wilden de komkommertjes niet rijpen, maar daarna is hij vertrokken en produceert aan de lopende band korte maar dikke komkommers met een enigszins stekelig jasje. Ook konijnen passeren in de moestuin, maar dat is een ander verhaal. Ze eten graag aan de peterselie en graven in de bak, waardoor de net opkomende veldsla het moeilijk heeft om zich te wortelen.

tuin_okt2014_2

Er is nog een beestje wat mij regelmatig opwacht. Als ik water ga pakken aan de regenton en de emmer verzet kijkt een heel klein kikkertje mij triomfantelijk aan, alsof hij wil zeggen: hallo, hier ben ik weer. Het is me nog niet gelukt hem te strikken om op de foto te gaan, wat dan wel weer lukte met deze mini-egel. Wellicht een nakomeling van de egel die al enige tijd in onze tuin rondloopt. Het leven voor de egel is hier dan ook goed, met een overdaad aan slakken. Voor hem is dit geen spooktuin maar eerder het aards paradijs.

Mini egel

 

Een bakje geel

geel

Ken je dat, de lichte stress die toeslaat, het moment dat je het terrein van een nog niet eerder bezochte kwekerij oploopt, de plantenbedden zich tot in de verte voor je uitstrekken en de wetenschap dat je slechts een kleine 4 uur de tijd hebt. Het overkwam mij weer eens vorig weekend. Na alle tuinwerkzaamheden van de afgelopen weken waren er toch links en rechts wat gaten geslagen in de border. Op zoek naar een goede vaste plantenkwekerij waarvoor ik niet eerst drie kwartier moet rijden, stuitte ik op kwekerij Guido Van de Steen hier niet ver vandaan. Primula florindaeIk startte vol goede moed: met een karretje en een lijstje in de hand werd bed voor bed afgestruind. Na een tweetal uur was mijn kar nog altijd leeg, niet dat er niks moois was gepasseerd, maar ik had me voorgenomen me (toch op z’n minst in eerste instantie) te concentreren op de planten op mijn lijst. En die waren nog niet voorbijgekomen. Dus sloeg ik een (op het eerste gezicht) groot blok Hosta’s over om me aan de tweede helft van de rijen plantenbedden te wijden.

En ja hoor, niet lang daarna stuitte ik op m’n eerste vondst, althans vermoedelijke vondst, want het toeval wil dan ook net dat bij de gezochte plant het kaartje ontbreekt: Aruncus aethusifolius ‘Horatio’. Eén plantje stond er verdwaald in een bak. Iets verderop lag wel een kaartje met de naam op de grond, dus belandde hij zonder pardon als eerste in mijn kar. Het bleek ook het enige exemplaar van de cultivar te zijn, dus heb ik nog een Aruncus dioicus ‘Kneiffii’ toegevoegd, die lager blijft en mooi diep ingesneden blad heeft.

Primula bulleyana

Coreopsis verticillata 'Moonbeam'Even daarna vond ik de Primula. Eerlijk gezegd associeerde ik Primula altijd een beetje met een zogezegd “truttig” plantje (sorry voor het woordgebruik), maar ik moet bekennen dat dat vooroordeel moet worden bijgesteld. Met name tussen heel veel groen vindt ik het erg mooi staan, omdat het geel (en niet alleen van de bloemen maar ook het frisgroene blad) een plekje helemaal kan oplichten. De Primula bulleyana en P. florindae belandden in mijn bak. De laatste verrast dan ook nog eens met een heerlijke geur, die zelfs op grotere afstand nog te ruiken is. Hetzelfde lichtend gele effect geldt voor de Coreopsis verticillata ‘Moonbeam’. Mijn vorige exemplaar heeft het laten afweten, maar ik ga het nog eens proberen, ditmaal op een andere standplaats.

Tot slot heb ik m’n oog nog laten vallen op twee nieuwelingen: Agrimonia eupatoria en Scrophularia auriculata ‘Variegata’, beiden inheems, maar ik had er nog nooit van gehoord of gezien. De Agrimonia maakt een volle bladrozet met gekarteld frisgroen blad, waaruit een lange aar met felgele bloemen ontspruit (op de bovenste foto rechts in beeld). De Scrophularia oftewel “geoord helmkruid” (bovenaan links) heeft groen met crème gemêleerd blad, waarmee hij de aandacht trekt. Quasi blad en stengels heeft het wel iets van een uit de kluiten gewassen munt.

Was het de brandende zon die 4 uur lang op m’n hoofd had geschenen?… op weg naar de uitgang overschouwde ik m’n kar en viel me plots op dat het een overwegend gele verzameling was geworden. Zou er dan toch zoiets zijn dat je met een bepaalde ‘mindset’ op plantenjacht gaat? Bij thuiskomst straalde het geel hieronder mij ook al tegenmoet, dus volgens mij wordt juni – juli voortaan de gele maand.

Cephalaria giganteaPeterselie en Hakonechloa macra 'Aureola'Alchemilla mollis

 

De Grote Graszode

De grote graszode Albrecht Dürer

Bij mijn laatste leesontdekking (De wilde tuin – handleiding voor lui tuinieren van Hans van Cuijlenborg) stootte ik op deze fantastische aquarel getiteld “De Grote Graszode” van Albrecht Dürer uit… jawel… 1503! Ik kon de verleiding niet weerstaan om meteen een dergelijke beeld (weliswaar bij lange na niet zo mooi) van mijn “graszode” te maken. Dit plekje onder de kriekenboom is dan ook nog eens het enige stukje tuin waar ik (met uitzondering van maaien) nooit iets aan gedaan heb. Het is dus als het ware “het meest wilde” stukje in mijn tuin.

Het boekje van Hans van Cuijlenborg is een echte eye-opener (hij is inmiddels, met nog wat andere boeken, ook toegevoegd aan mijn boekenlijst). Het behandelt een stukje geschiedenis van de opkomst van “het wilde tuinieren”, met pioniers zoals William Robinson en mensen zoals Gertrude Jekyll, Beth Chatto en Louis Le Roy (om er slechts enkelen te noemen) die voortborduurden op zijn ideeën. De aquarel van Dürer toont een wild stukje, onbegraasd grasland en niet een zode uit een onderhouden, keurig gemaaid en (on)kruidvrij gazon zoals heden ten dage nog steeds vele tuinen mee worden gevuld. En daarmee is meteen de tendens gezet voor het wilde tuinieren, de laissez-faire houding, oftewel laat de teugels vieren “omdat je het eeuwige gemaai zat wordt” zoals Wolfgang Oehme (ook een Robinsoniaan) het verwoordt.

de grote graszodeRobinson (en zijn navolgers) streefden allen in meer of mindere mate naar het zo min mogelijk ingrijpen in de tuin, zodat de vegetatie zijn natuurlijke gang kan gaan en grotere gebieden kan koloniseren. Ook zogenaamde exoten (planten die van oorsprong hier niet vandaan komen maar wel in een vergelijkbaar klimaat gedijen, en vaak ook al generaties geleden zijn geïntroduceerd en inmiddels verwilderd) mogen daar gerust hun plek in vinden. Soortenrijkdom is iets wat nagestreefd wordt en waar de “wilde tuin” ook af en toe wat extra hulp kan gebruiken, want …en daar komen we bij de orde van de dag (en onze eigen tuin) terecht…voor je het weet wordt de tuin overheersd door slechts enkele soorten die het iets te best naar hun zin hebben en is de aantrekkelijke soortenrijkdom ver te zoeken. De tuinen die Robinson voor ogen had, hadden toch best namelijk enige omvang (lees enkele hectaren) zodat er meerdere biotopen konden ontstaan. Voor de wat kleinere tuinen, was toch meer menselijk ingrijpen nodig, om de gewenste variatie te krijgen.

Om weer even terug te komen bij de graszode… op de aquarel van Dürer vallen behoorlijk wat verschillende soorten te ontdekken. Naast de verschillende soorten gras zie je ook o.a. paardebloem, weegbree, ereprijs, duizendblad en madeliefje (zie ook adolphus.nl). In feite het eerste resultaat van het laten vieren van de teugels. Op onze breedtegraad is de climaxvegetatie (de vegetatie waar alle planten gezamenlijk naar streven als je ze ongemoeid laat) namelijk het gematigd gemengde loofbos. Dat betekent als je de vegetatie ongestoord zijn gang laat gaan, dus zonder menselijk (of dierlijk) ingrijpen, er na enkele decennia een bos zal ontstaan. Grasland is dus een resultaat van ingrijpen, bijv. door de mens middels landbouw, of door de dieren middels begrazing. Deze constatering werpt opeens een heel nieuw licht op mijn steeds terugkomende gevecht met het gras”onkruid” in mijn tuin. De natuur streeft immers altijd naar een evenwicht, de overheersing van één of enkele soorten is een verstoring van het evenwicht en dus (op de lange termijn) van voorbijgaande aard. Met het steeds verwijderen van het gras op ongewenste plekken wordt er in feite constant een halt toegeroepen aan een natuurlijk proces om het evenwicht te herstellen. Op langere termijn zou het gras uiteindelijk, plaats maken voor een gemengde kruidenvegetatie en langzamerhand overgaan tot een bos.

Nu waren er wel verschillen onder de Ronbinsonianen wat betreft de mate van menselijk ingrijpen in de wilde tuin (niet iedereen is uit op een bostuin of wil jaren lang wachten totdat er een evenwicht ontstaat). Louis Le Roy was de meest extreme als het ging om de regie los te laten. Zijn ingrijpen werd tot het absolute minimum beperkt, waarvan getuige zijn tuin en ecokathedraal in Mildam bij Heerenveen die tot bos is verworden. Velen gaven hem dan ook de kritiek dat zijn tuin uiteindelijk geen tuin meer was, maar een climaxvegetatie. Daarop kwam de geruststellende uitspraak van Le Roy dat het voortdurend zweven tussen droom en werkelijkheid een typisch kenmerk is van hartstochtelijk bezeten tuinlieden. Dankjewel wilde tuinman, er is nog hoop!