Eilandbewoners

Hij siert al even de plaats van “foto van de week”: Salvia sclarea, oftewel Muskaatsalie. …”Eens je hem gezien hebt, wil je hem ook onherroepelijk in je eigen tuin“…, zo beloofde de tekst bij de foto die ik ervan zag. En zo geschiedde. Het is een ongelooflijk imposante verschijning: mooi groot viltig grijsgroen blad met een kaarsachtige bloeiwijze, de kenmerkende lipvormige bloemen van salie en prachtig afstekende schutbladeren. In de border kan hij eenzelfde soort architectonisch effect hebben als Acanthus, maar dan minder stijf.

Muskaatsalie is één van de nieuwe aanwinsten die een plaatsje heeft gekregen in ons nieuw “eilanden terras”. Z’n bloei is een mooi moment om de overige “eilandbewoners” eens de revue te laten passeren. Wat in het najaar begon als een veelbelovende maar nog ietwat kale aanblik begint inmiddels al gestaag vorm te krijgen. Een overzicht van alle eilanden:

De eerste twee eilanden links en rechts van de bank zijn eigenlijk een soort uitstulpingen van de border. Ze zorgen ervoor dat de bank een beetje ingebed ligt tussen de planten, een lekker plekje om te vertoeven dus. In het eerste eiland (links) is op de overgang van border naar eiland een pol lampenpoetsersgras (Pennisetum alopecuroides) geplant. Die stond er vroeger al, maar was sterk verouderd, dus het hart van de plant was min of meer afgestorven. Vóór ons betonstort avontuur aan het terras heb ik een stekje opzij kunnen zetten en die staat er nu weer in. Voorlopig nog klein dus, maar eens volgroeid zal hij vermoedelijk de volledige breedte van het eiland vullen. Links en rechts hiervan zijn nog wat kleine polletjes van het zwarte slangenbaardgras (Ophiopogon planiscapus ‘Niger’) gezet (ook een restant van de vroegere beplanting). Van daaruit verder naar voren zijn verspreid 2 soorten sieruien geplant (Allium ‘Purple Sensation’ > in bloei op de foto, en Allium sphaerocephalon > in bloei te zien hieronder). Zoals je misschien weet ben ik verzot op “bloeiende bolletjes op stokjes”. Dit mocht dus niet ontbreken en het fijne is dat het wat hoogte brengt tussen lagere sierplanten en grassen, zonder meteen het zicht te blokkeren. Al het witte gespikkel in het midden van deze lob is afkomstig van Lychnis flos-cuculi ‘Petit Henri’. Een vrolijke dubbelbloemige koekoeksbloem, die enorm lang bloeit. In de foto hieronder heb ik net de uitgebloeide bloemen weggeknipt, maar er zijn alweer nieuwe knoppen in de maak. Links hiervan staan wat losse pollen: wildemanskruid (Pulsatilla vulgaris), rapunzel (Phyteuma nigrum) en helmbloem (Corydalis ochroleuca): allen overblijfselen van wat er al stond. De punt van de lob wordt ingenomen door twee siergrassen: het donkergroene Festuca gautieri en het lichtgroene Deschampsia flexuosa ‘Tatra Gold’ (hier verderop in bloei te zien).

beide border eilanden in bloei

Het eiland rechts van de bank bevat ook een paar oudgedienden: te beginnen met een zaailing van Stipa gigantea afkomstig van elders uit de tuin. Deze staat ook op de overgang van border naar eiland, is nu nog heel klein maar zal uiteindelijk een gigantische pol vormen van minstens 1 m diameter en pluimen van bijna dubbel zo hoog. Tezamen met Salvia sclarea en de spoorbloem (Centranthus ruber ‘Albus’), die ervoor staan, was dit de centrale combinatie die ik voor dit eiland op het oog had. Links en rechts hiervan staan nog wat oudgedienden: links Aruncus dioicus ‘Kneiffii’ en Aruncus ‘Horatio’, rechts Gillenia trifoliata en Rumex sanguineus. De combinatie van die laatste twee is een leuke vondst. De wit bloeiende Gillenia is rood in de knop en dit past wonderwel bij de rode adering in het blad van de bloedzuring Rumex. Ook een enkele Saxifraga stolonifera ‘Cuscutiformis’ die ik over had en daar belandde, past er wonderwel bij. Hier doorheen geweven en verder naar voren heb ik een mix gemaakt van Stachys monieri ‘Rosea’ en Sporobolis heterolepis. Beiden moeten nog gaan bloeien. Ik ben wel een fan van Stachys. Stachys byzantina (Ezelsoor) is een bekend lid, maar ik heb het ook vooral voor Stachys monieri en S. officinalis. Vooral de variëteiten met een groot contrast tussen de calyx en de bloem, zoals ‘Rosea’ of ‘Pinky’ hebben mijn voorkeur. Bij het Prairiedropzaad of Parelgras Sporobolis kan het even duren voordat hij zich goed en wel vestigt, maar eens vertrokken is het een betrouwbaar en prachtig siergras met heerlijk, naar koriander geurende bloei. Naast de Sporobolus heb ik nog één solitair siergras gezet, waar ik niet omheen kon en wel: Festuca amethystina, een iets hogere soort dan het bekende schapengras met, de naam zegt het al, een paarse (amethyst) kleur in de stengels alvorens ze tot bloei komen. Echt fantastisch! In de foto hieronder is hij uitgebloeid en buigen de bruine halmen sierlijk over de ronde stapstenen heen. Om nog wat gaatjes in de jonge beplanting op te vullen heb ik hier en daar wat eigen zaaigoed van de hoge witte Papaver somniferum ertussen gezet. Als laatste tussen de stapstenen staat Saxifraga arendsii ‘Pixie White’. Een laagblijvende kruiper waarvan het de bedoeling is dat hij de ruimte tussen de stapstenen uiteindelijk volledig opvult.

De beplanting van de volgende drie eilanden is eenvoudiger en (op een enkel hoog accent na) ook lager gehouden. Het bestaat hoofdzakelijk uit bodembedekkende kruipplanten die er al stonden en vóór de werkzaamheden aan het terras opzij zijn gezet, om daarna weer ingeplant te worden. De bedoeling is dat de kruipers uiteindelijk hun hele eiland vullen. Het eiland met het hoogste accent (nr. 3) is waar de Japanse Esdoorn Acer shirasawanum ‘Aureum’ in staat. Ik heb hem inmiddels al 17 jaar en ondanks een Verticillium aanval staat hij er nu goed en gezond bij, met al een respectabele hoogte van ruim 3 m. Onder de boom staat het breukkruid Herniaria glabra. Dit vormt een heerlijk groen rustgevend tapijtje. Onder de boom lag ook al altijd een verzameling mooie ronde stenen die ik door de jaren heen van her en der had verzameld. Ze hebben er opnieuw een plekje gekregen. Op de kop van het eiland staan een paar mooie grote pollen Festuca gautieri.

Eiland nr. 4 (het middelste eiland) is ons tijmveld, in bloei druk bezocht door de bijen. Aangezien niet alle tijm die ik opzij had gezet het overleefd heeft, had ik ter aanvulling wat nieuwe kruiptijm gekocht. Blijkt nu dat er twee verschillende soorten in staan. In bloei op de foto is Thymus praecox ‘Bressingham’. Inmiddels is deze uitgebloeid en begint nu de andere, vermoedelijk Thymus serpyllum, die net een tikkeltje compacter en, hoe kan het, nóg lager is. Ook hier is het beoogde resultaat dat uiteindelijk het tijmveld zich sluit en er geen kiezel meer zichtbaar is. Op de kop van deze lob staat nog een andere kruiper, het zeer compact groeiende frisgroene Scleranthus uniflorus, ook wel bekend als Nieuw-Zeelands mos. Ik kocht het ooit op een tuinbeurs en sindsdien is hij tussen de tijm beland. Midden tussen de tijm en het mos staat één hogere plant: Dierama pulcherrima, oftewel Angel’s Fishing Rod, die bloeit met roze klokachtige bloemen aan lange sierlijk overhangende stengels, die in juli/ augustus omhoogschieten uit een grasachtige bladpol.

Het laatste eiland is gevuld met het vrolijke Vedermos, Cotula hispida. De gele bolletjes die boven het zacht grijsgroene en aaibare mosje zweven; daar wordt je vanzelf blij van. Dit was eigenlijk het enige eilandje waar voorheen nog geen hogere accentplant stond. Omdat dit het kleinste eiland is en ik geen heel groot contrast wilde, viel mijn oog op Festuca mairei. Vooral omdat zijn kleur perfect matcht met het Vedergras. Ook de grote pol Salvia officinalis ‘Berggarten’ die zich in de border erachter bevindt sluit qua kleur hier naadloos bij aan. Ben benieuwd wat dit gaat opleveren als het Zwenkgras binnenkort gaat bloeien: … Ton sur Ton, maar dan net effe anders!

Hitte

De hitte van de afgelopen tijd zorgt voor een droge, dorre boel in de tuin. De moestuin wordt nog met kunst en vliegwerk overeind gehouden, maar elders is het droogte alom. Een tijd lang probeerde ik nog een aantal geliefden overeind te houden door een dagelijkse gietbeurt, maar tegen deze hitte is niet op te gieten. Ik hoop maar dat ze slechts tijdelijk hun hoofd laten hangen en dat ze volgend jaar gewoon weer in volle glorie uitlopen.

Toch heeft de hitte ook enkele voordelen. Te beginnen met de honingboom Sophora ‘japonica’. Vorige jaren liet hij al af en toe zijn bloemen eens zien, maar dit jaar bloeit hij dat het geen naam heeft. Grote trossen vlinderachtige bloemen in crèmewit. Hij is al ruim een maand bezig en het einde lijkt nog niet in zicht.

‘s Middags is het een gegons van jewelste rond de boom, de bijen zijn namelijk verzot op de nectar. Die verspreid dan ook een heerlijk honingachtige geur. En inmiddels heeft zich een heus “bloementapijtje” rond de boom verzameld, alles is bedolven onder een honingkleurige laag van afgevallen bloesem.

De droogte laat ook duidelijk zien welke planten van oorsprong al houden van een droog en warm klimaat. De Stipa tenuissima geeft geen krimp. Doordat ze, samen met de Oregano, zo verspreid staan door de tuin zorgt het er zelfs voor dat het geheel er nog aantrekkelijk uitziet. De foto hieronder is van een aantal weken terug. De oregano is inmiddels uitgebloeid en de sieruien zijn al naar stro verkleurd, maar het vedergras ziet er nog steeds hetzelfde uit.

Een ander trio dat nog steevast overeind staat is venkel, sanguisorba en de al hierboven genoemde sieruien (Allium ‘Summer Drummer’).

De sanguisorba in kwestie is Sanguisorba ‘officinalis’. Alle ander sanguisorba’s in mijn bezit zijn al hopeloos verdord en zelfs in sommige gevallen niet eens tot wasdom gekomen. Merkwaardig toch hoe het zelfs binnen hetzelfde geslacht tot zoveel verschil kan leiden. Venkel gebruikt zijn lange penwortel, om op grotere diepte nog water uit de grond te halen. Vandaar dat de droogte hem niet zo deert. Het fijne vederachtige blad verdampt ook minder water. Dat geld ook zo voor dille dat andere typische schermbloemige kruid dat nog overeind staat. Dat de grote van het blad niet alles vertelt over hittebestendigheid bewijst de vijg.

Onze vijg staat er prachtig bij met sterke nieuwe scheuten en overladen met vruchten. De eerste lading vijgen zijn al geoogst. Normaliter is ons seizoen te kort om de tweede vruchtzetting te laten rijpen, maar wie weet… wil hij dit jaar wel een uitzondering maken.

Pre-Indian Summer

Rudbeckia

Macleaya&Calamagrostis

Alliums&Phlomis

 

 

 

 

 

 

Voor een echte Indian Summer is het nog iets te vroeg, maar een avondzonnetje doet de kleuren al aardig opgloeien. En… de prairieplanten zijn natuurlijk al wel volop aanwezig. Zo zijn er Rudbeckia’s, Sanguisorba, Sporobolus, Calamagrostis en zelfs een enkele Echinacea pallida. Ja, ik zeg ” zelfs een enkele…”: je moet weten dat ik al jaren moeite doe om Echinacea’s in de tuin te krijgen, of beter gezegd in de tuin te houden. Velen zijn er al de grond in gegaan en even zoveel alweer verdwenen. De Echinacea pallida ‘Hula Dancer’ staat er al zo’n 4 jaar. Bij aanschaf heeft hij gebloeid, 2 jaar geleden nog eens en dit jaar wordt ik weer getrakteerd op een bloem. Het mag dan niet een stormend succes zijn, maar toch ben ik er blij mee.

Echinacea pallida 'Hula Dancer'

Wat wel een groot succes is zijn de sieruien. Zo is de Allium ‘Summer Drummer’ een echte blikvanger. Dicht opeengepakte bloemknoppen vormen stevige bollen op hoge stelen. Het mooiste vind ik nog wel dat de stengels dezelfde poederig paarse kleur hebben als de bollen. Ze torenen hoog boven de omliggende planten uit en daardoor vallen ze extra op.

Allium 'Summer Drummer'

Allium flavumSanguisorba officinalis

Dat kan niet gezegd worden van de veel lagere, maar oh zo leuke, Allium flavum. Tijdens een wandelingetje in een overvolle tuin ontdekte ik ineens dat ze al lang in bloei stonden. Die waren helemaal aan mijn aandacht ontglipt. Van de springerig gele bloemknopjes die alle kanten op buigen wordt je automatisch vrolijk.

En, al struinend door de tuin, stuitte ik op nog een stekelige bol. Al liet deze zich moeilijk fotograferen. Blij dat hij nog steeds in onze tuin vertoeft.

Egel

Daar zijn de Stipa’s weer

Stipa sunflare

Stipa’s en tegenlicht horen bij elkaar als Statler en Waldorf. Het onlosmakelijke duo, dat zoveel beter is als ze samen zijn (en zeg nou zelf: de haardos van Waldorf vertoont op z’n minst gelijkenissen). De Stipa’s zijn momenteel weer volop aanwezig, het tegenlicht gelukkig ook. Stipa tenuissima heeft met z’n wollige voorkomen een enorme impact in de tuin. Het is alsof iemand met een blurre borstel wat lichtvlekken heeft geschilderd tussen de andere planten door.

Stipa's

Zijn wolligheid zorgt er ook voor dat hij goed combineert met bloeiende antennes. De akelei bungelt met z’n klokjes tussen het gras, de prikneus (Lychnis coronaria) matcht zijn wolligheid met het sterk behaarde viltige blad en de kuiflavendel vertoont als je goed kijkt zowaar enige gelijkenissen in de kleur.

Stipa en kuiflavendel

Stipa en LychnisStipa en Akelei

Reus onder het vedergras is de Stipa gigantea. Ik noem hem wel eens grappend het designergras. Hij spuit zijn sierlijke naalden tot 2 m de hoogte in. Van dichtbij bekeken is het wonderlijk mooi wat moeder natuur daar ontworpen heeft.

Stipa en Allium

De reuzenstipa staat bij mij in een verhoogde plantenbak samen met diverse sieruien, hier op de foto de hoge Allium atropurpureum. De verhoogde plantenbak levert wat drogere grond, tezamen met de zonnige plek is dat de ideale standplaats voor het vedergras.

Stipa gigantea

Het Stipa feest is gelukkig nog maar halverwege. Stipa barbata staat al in de startblokken en wordt nog gevolgd door het diamantgras Stipa Calamagrostis. Schoonheid verzekerd.

Gevloerd

Op de ‘foto van de week’ is het al te zien: sommige planten zijn letterlijk en figuurlijk gevloerd. In dit geval door de regen wat er voor heeft gezorgd dat de bloemen van de Rudbeckia nitida ‘Juligold’ die zich normaal op zo’n 2,5 m hoogte bevinden nu zijn neergedaald tot zo’n 50 cm hoogte om zich te vereningen met de bloemen van de Salvia farinacea. Een knallende combinatie, je hoort mij dan ook niet klagen. Ik ben trouwens heel trots op deze Salvia, ik heb hem zelf uit zaad opgekweekt, maar ik had niet verwacht dat het zo goed zou lukken. De bloemstelen hebben dezelfde paarse kleur als de bloemen, wat hem heel speciaal maakt.

Salvia farinacea

Lobelia 'Cascade'

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De regen was echt wel nodig in de tuin, de hitte en droogte die eraan voorafging heeft namelijk ook heel wat andere planten gevloerd. De Sanguisorba canadensis en tenuifolia bijvoorbeeld. Hun verdorde bladeren zien er mistroostig uit en met een emmertje water geven lukt het je niet om het effect van een flinke regenbui te evenaren. Gelukkig zijn er na de regen alweer nieuwe bladeren op komst in het hart van de plant. Ook de Deschampsia cespitosa ‘Goldschleier’ is tegen de vlakte gegaan. Ik heb hem dan toch nog maar (tegen mijn gewoonte in) opgebonden. Zo’n siergras met een touwtje errond ziet er toch een beetje knullig uit, maar eronder staat een Salvia uliginosa die nog in bloei moet komen. En dat helle blauw van de bloemen wil ik niet missen.

Hosta

Anemonopsis macrophylla

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gelukkig zijn er ook nog wat planten die zich kranig overeind houden. In de schaduwhoek staat de Hosta in volle bloei. Ook de Anemonopsis macrophylla lijkt onverstoord. De eerste bloemknoppen zijn net aan het opengaan en er hangt nog een hele rij knoppen in de wacht. Zijn verhuizing naar een grote pot heeft hem goed gedaan. Een andere Sanguisorba (S. officinalis) lijkt zich dan weer niets van de warmte aan te trekken. Hij staat nochtans op een droge plek in de volle zon. Waar de S. canadensis en tenuifolia het dan laten afweten spuit deze onverstoorbaar de ene na de andere stengel met donkere, bijna zwarte aartjes de lucht in.

Sanguisorba officinalis

Ficus carica

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook één die zich tegoed doet aan de warmte is de Ficus carica. Na een strenge winter stond het houten tonnetje waar hij in staat er vorig jaar al leeg bij. Alle takken waren afgestorven en iedere voorzichtige poging om nog een nieuw knop te openen werd door de slakken rigoreus afgestraft. Het was puur uit laksheid (en een beetje stille hoop) dat ik het tonnetje nog niet had leeggehaald en zie nu, het lijkt wel of hij een goudader heeft aangeboord. De plant heeft in alle jaren dat ik hem heb, nog nooit zo hard gegroeid als nu. Het is dan weliswaar een absolute warmte minnaar, maar stiekem verdenk ik hem er toch van dat zijn wortels door de bodem van het tonnetje een weg de grond in hebben gevonden naar het oh zo nodige water. De ene wordt erdoor gevloerd, en de andere rijst eruit op.

De juiste plant op de juiste plaats

Papaver nudicaule

Het is zo’n beetje het meest moeilijke en tegelijk meest intrigerende onderdeel van het tuinieren. Vindt de juiste plek voor de juiste plant. Soms voelt het echt als een ruimtelijke puzzel. Er moet gelet worden op de juiste grond, de juiste standplaats, lichtbehoefte, vorm en hoogte, bloeitijd en een mooie combinatie met buurplanten.

rond de stapsteen

Veronica longifolia 'Pink Damask'

Tropaeolum majus en Calendula officinalis

Anthemis tinctoria

 

 

 

 

 

Vaak, bij mij althans toch, is dat laatste het startschot, waarbij ik mij dan meermaals in gedachten in allerlei bochten wring, om toch bij die zonnige plek redelijk wat schaduw te denken, of die natte grond valt toch eigenlijk reuze mee, die buurplant wordt toch niet zo heel erg groot, … en meer van dat soort gedachtenkronkels. Het lijkt ook wel of ik steevast combinaties bedenk met planten die eigenlijk, volgens de regels van het tuinieren, niet zo direct bij elkaar horen. De IJslandse Papaver (Papaver nudicaule) dacht ik aanvankelijk in de schaduw tussen de varens te zetten. Een heel zakje zaad heb ik eraan opgespendeerd, zonder ook maar één IJslandse papaver te zien opkomen. Bij mijn laatste kwekerijbezoek, stond ik plots oog in oog met de mooie gele bloemen. Ik heb mijn geluk dan toch nog maar eens beproefd en er nu twee in de zon gezet.

Echinacea pallidaScutellaria altissimaScutellaria altissima 2Ook de donkerbladige Zilverkaars Cimicifuga ramosa ‘Atropurpurea’ leek mij prachtig te staan bij Molinia, Stipa en Echinacea. Ik had nochthans beter kunnen weten, want jaren eerder al had ik een groenbladige Zilverkaars van de nipte dood gered door hem naar een schaduwplek te verhuizen, waar hij nu overigens nog welig tiert. De donkerbladige Zilverkaars houdt ik momenteel met kunst en vliegwerk overeind, maar het blijft een triestige bedoening. Hij komt niet eens boven de Stipa en Echinacea uit, dus veel plezier van die zogedacht mooie combinatie heb ik er niet van.

Lychnis coronaria 'Alba'Allium giganteum en Tanacetum partheniumSilene vulgarisNu pas heb ik nog zo’n krachttoer uitgehaald, door een Deschampsia en Lychnis coronaria ‘Alba’  samen op een redelijk droge plek te zetten waar ook een deel van de dag schaduw valt. Het valt nog te bezien hoe die twee zich standhouden.

Maar eigenlijk moet ik bekennen dat die ‘allround’ juiste plek toch van wezenlijk belang is en uiteindelijk ook heel wat meer plezier oplevert. Soms zit het verschil zelfs in een klein hoekje. Zo kan het simpelweg omwisselen van planten of het gebruik maken van een natuurlijke glooiing in de border al zorgen dat een plant natter of droger, zonniger of minder zonnig staat. Zo staat Kniphofia ‘Green Jade’ nu op een lichte verhoging met lagere buurplanten, aan de schaduwzijde geflankeerd door Roomse Kervel (Myrrhis odorata) waarachter in een licht beschaduwd dalletje Trollius ‘Lemon Queen’ naast Carex elata ‘Aurea’. Ik ben benieuwd of dit zijn vruchten af gaat werpen.

Aquilegia en Stipa tenuissimaSommige planten maken het je gemakkelijk door zelf aan te geven waar ze graag willen staan. Stipa tenuissima zaait zich steevast uit in een zonnig gelegen verhoogde plantenbak. Dat laat weinig te raden over, omtrent de wensen van dit siergras. Van zijn grotere broer Stipa barbata had ik drie exemplaren gekocht en op drie verschillende plekken in de border gezet. Het eerste jaar was eentje verdwenen, de tweede leek niet echt veel te groeien en de derde stond in bloei. Ondanks de mooie combinatie die ik met nr. 2  voor ogen had heb ik hem toch maar bij de andere gezet. En nu wuiven beiden hun halmen in de wind.

De beste boodschap is toch, probeer niet koste wat kost iets overeind te houden als de plant aangeeft dat hij het niet naar zijn zin heeft. De grond kun je niet veranderen, wel de juiste plant op de juiste plaats. Oftewel die Zilverkaars gaat verhuizen.

Stipa barbata

 

Lang leve de laatbloeiers

Het tuinonderhoud is er de laatste tijd danig bij ingeschoten. Op een gegeven moment kom je voorbij een punt dat je denkt het met wat extra kunst en vliegwerk nog wel in te halen. Op dat moment berust je erin en pas je hooguit nog wat selectief onkruid trekken toe. Een tijdje gelezen las ik een leuk stukje bij AnneTannes Tuin over de ‘gewijzigde Bradley-methode’, zeg maar AnneTannes versie van het selectief onkruid trekken. Ik hanteer een beetje de regel dat ik me voorlopig concentreer op de plekken die niet bestemd waren tot border (maar inmiddels ook al aardig begroeid zijn). Ik ken mezelf een afgebakend gebiedje toe en probeer dat met de selectieve methode van onkruid te ontdoen en ik moet zeggen het brengt wel wat extra rust in plaats van het van hot naar her lopen en overal in het wilde weg wat te trekken. Aan het einde van de dag kun je toch nog vol voldoening naar dat “schone” plekje kijken.

En… gelukkig zijn er ook nog de laatbloeiers.

Die brengen nog heel wat kleur en schoonheid met zich mee en krikken de boel flink op. Zo is daar Heuchera ‘Brownies’ met (als ik me niet vergis) het kruiskruid. Die laatste valt onder het kopje “te verwijderen”, maar aangezien hij buiten het gebiedje viel… en zo zie je maar, het is nog een aardige combi ook. De paarse Verbena bonariensis is ook nog volop aan de gang. Op de voorgrond zie je de lila-paarse Perovskia atriplicifolia en op de achtergrond de laatste restanten van Veronica longifolia ‘Pink Damask’. Ik heb me voorgenomen de groep Perovskia nog wat uit te breiden. Die lange bloeiende aren geven veel effect.

Allium tuberosum is ook weer trouw aanwezig. Dit is nou zo’n plant waar je helemaal niks aan hoeft te doen. Hooguit trek je in het voorjaar de uitgebloeide stengels eraf. Hij zaait zich gestaag uit, maar niet overmoedig en hij valt onder de graag geziene ‘Antenneplanten’. De zelf gezaaide Echte Kamille (Matricaria recutita) is inmiddels ook in bloei gekomen. Met zijn gele hart en witte bloemblaadjes heeft hij een vrolijk voorkomen en vormt hij welhaast de stereotype bloem. Hij staat naast zijn grotere neef de Gele Kamille (Anthemis tinctoria), die trouwens aan een tweede bloeigolf is begonnen. Op de voorgrond zie je nog het grijze blad van de Heiligenbloem (Santolina pinnata subsp. neapolitana ‘Edward Bowles’). Die heeft enkele maanden terug, na de bloei, een flinke knipbeurt gehad en staat nu weer vol in zijn grijze jas (hopenlijk klaar voor de winter straks).

Gaura lindheimeri is ook een serieuze laatbloeier en vooral ook een langbloeier. Hij is enige weken geleden begonnen en gaat door tot de vorst hem stopt. Hij vormt grote losse bollen van wel 1,20 m hoog en breed. Op de lange stengels worden onophoudelijk nieuwe vlinderachtige bloemen aangevoerd (en ook hier is het kruiskruid weer van de partij). Nog zo’n langbloeier is kleine bergsteentijm (Calamintha nepeta). Hij bloeit al sinds de vroege zomer en het einde is nog niet in zicht. Bij de hommels en bijen valt hij ook in de smaak. Tot voor kort wist ik eigenlijk niet dat je het kruid blijkbaar ook in de keuken kunt gebruiken. De muntachtige geur belooft in ieder geval veel goeds.

Tot slot verdient de Japanse wasbloem (Kirengeshoma palmata) een plekje bij de Foto van de week. Hij is een laatbloeier maar absoluut geen langbloeier en eigenlijk zijn de bloemen in knop nog mooier dan in bloei. De dikke zachtgele knoppen hebben een wasachtige kwaliteit die snel verloren gaat als de bloemen zich openen. Nu dus, het uitgelezen moment om ervan te genieten.

Met een kapmes de wildernis in

Toegegeven, een beetje overdreven is het wel, maar toch: gewapend met snoeischaar en riek trok ik de tuin in. En na een uurtje of wat heeft de riek het zowaar begeven, echt geknakt boven de vork, dus helemaal een niemendalletje was het ook niet.

De grindpaden in de tuin waren zo langzamerhand helemaal ingenomen door de planten, dus veel pad was er niet meer te zien. Het idee was dan ook om met name de paden weer vrij te maken, zodat de wildernis toch nog enige vorm van structuur heeft. Maar als je eenmaal bezig bent laat je je snel verleiden om toch wat dieper de jungle in te trekken om orde op zaken te stellen. Met name de graspollen en grote kluiten van Marjolein kunnen erg hardnekkig zijn, zeker als ze ook nog door elkaar heen staan. Het voelde af en toe echt als een spelletje landje veroveren.

Het veld pepermunt heb ik dan toch (m.u.v. de paden) ongemoeid gelaten. Ze beginnen nu te bloeien en dat levert wel mooie combinaties op zoals hier met Stipa tenuissima en Agastache foeniculum ‘Blackadder’. De overvolle tuin groeit ook echt in etages: onder de munt is er nog plaats genoeg voor het Lievevrouwebedstro Galium odoratum.

Een eind verderop ben in dan een groot stuk Melica ciliata en Persicaria bistorta ‘Superba’ te lijf gegaan. Beiden zijn er eigelijk onbedoeld verzeild geraakt. De eerste middels zaad en de tweede (zoals dat soms gaat) met een stekje van iets anders meeverhuisd. Ze hadden met z’n 2-en inmiddels een flinke vierkante meter ingepalmd. Ik haalde nog een miezerige lavendel onder het plantengeweld vandaan, van het glidkruid Scuttelaria incana heb ik helemaal niets meer teruggevonden. Jammer, want deze was toch erg mooi.

Maar, voor dit vrijgekomen stuk heb ik stiekem al een nieuwe bestemming. Er staat een fantastisch hoge Angelica gigas te wachten. In bloei is dit een indrukwekkende verschijning met bordeauxrode bloemen en stengels tot zo’n 1,2 m hoog. Ik wil ze gaan combineren met Verbena bonariensis en Deschampsia cespitosa ‘Goldschleier’. Het ijzige blauw van de kogeldistel (Echinops ritro ‘Veitch’s Blue’) en Blauwspirea (Perovskia atriplicifolia) die er nu al staan, zal er fantastisch bij kleuren. Idem met hetzelfde ijzige blauw van Salvia uliginosa, die je nu al in de achtergrond ziet staan. Voor de witte Echinacea’s moet ik eerst nog eens opnieuw de wildernis intrekken. Hun plek tussen de Stipa en Molinia was al gereserveerd, nu nog een stukje landontginning.