Nectarscore

Maai mei niet: ik doe er vrolijk aan mee (met het enige grasveldje dat ik heb) al is dat hier niks nieuws en eigenlijk redelijk arbitrair in mijn tuin met borders die barsten van de nectar. Maar daar wordt niet over gerept in de campagne. Ik snap dat wel, het gaat erover de mensen met het eeuwig strak gemaaide gazon mee te krijgen, maar de grote winst is toch te halen in het loslaten van het gazon. Laat de teugels vieren!

Ik schreef er al eens eerder een stukje over, het wilde tuinieren waarbij het eeuwige gevecht met het ‘kruid en onkruid’ in de tuin wordt losgelaten. Nou ja loslaten is misschien een groot woord, maar toch, een meer ontspannen omgang is zeker aan te raden. Onlangs is er weer een serieuze toevoeging aan mijn tuinlectuur gekomen, die ik binnenkort zal toevoegen aan de boekenlijst. Ze gaan allemaal over de vreugde die je kunt halen uit het (wilde) tuinieren, van William Robinson tot Penelope Lively en van Beth Chatto tot Christopher Lloyd. Allemaal hebben ze zo hun eigen bedenkingen en bevindingen over de wijze van tuinieren.

In de border hier gaat alles zo zijn gangetje. De judaspenning heeft zicht kwistig uitgezaaid en op een enkele bloei na toont hij nu vooral zijn centen. Het vingerhoedskruid is eenzelfde zaaiwonder, die steekt nu zijn bloemtoortsen de lucht in. Dit jaar heb ik ook veel vergiet-me-nietjes die overal doorheen groeien. Merkwaardig hoe dat jaar op jaar verschilt. En over de lage liguster haag heen heb ik nu mooi zicht op de “maai-mei-niet” bloemenweide met oranje goudsbloemen een eindje verderop. Het tuinplezier beperkt zich niet tot de eigen tuin.

De eerste sieruien staan ook al in bloei. Ze staan tussen het heerlijk wuivende gras van Deschampsia flexuosa ‘Tatra Gold’ en de lagere Festuca gauteri. Ernaast de donkere bloeiaren van Rapunzel, een verdwaalde akelei (voor zover hier iets verdwaald kan zijn) en ook een zichzelf uitgezaaide helmbloem met witgele bloei. Nog te zien: het grijs viltige blad van Lychnis coronaria (prikneus), ook een plant die zelf zijn plek hier heeft gekozen. Zo zie je maar: dit eilandje is in zichzelf al een mooi voorbeeld van het ‘wilde’ tuinieren. Een jaar geleden is dit stukje border ingeplant en nu al staat er van allerlei welkom nieuws, dat ik daar niet gezet heb.

Je begrijpt, met deze borders vol nectar bommen is het tellen van een nectarscore in mijn ongemaaide gras niet aan de orde. Er bloeit in mijn gras ook geen margriet, brunel, ereprijs of muizenoor. Wel viooltjes, vergeet-me-nietjes en oregano. Maar de echte nectarscore bevindt zich een eindje verderop. Het tijmveld is een ware nectarbom. Het is er een gegons van bijen en vooral hommels. Stomdronken worden ze ervan. Maar het tellen van bloemetjes… daar begin ik niet aan.

Eilandbewoners

Hij siert al even de plaats van “foto van de week”: Salvia sclarea, oftewel Muskaatsalie. …”Eens je hem gezien hebt, wil je hem ook onherroepelijk in je eigen tuin“…, zo beloofde de tekst bij de foto die ik ervan zag. En zo geschiedde. Het is een ongelooflijk imposante verschijning: mooi groot viltig grijsgroen blad met een kaarsachtige bloeiwijze, de kenmerkende lipvormige bloemen van salie en prachtig afstekende schutbladeren. In de border kan hij eenzelfde soort architectonisch effect hebben als Acanthus, maar dan minder stijf.

Muskaatsalie is één van de nieuwe aanwinsten die een plaatsje heeft gekregen in ons nieuw “eilanden terras”. Z’n bloei is een mooi moment om de overige “eilandbewoners” eens de revue te laten passeren. Wat in het najaar begon als een veelbelovende maar nog ietwat kale aanblik begint inmiddels al gestaag vorm te krijgen. Een overzicht van alle eilanden:

De eerste twee eilanden links en rechts van de bank zijn eigenlijk een soort uitstulpingen van de border. Ze zorgen ervoor dat de bank een beetje ingebed ligt tussen de planten, een lekker plekje om te vertoeven dus. In het eerste eiland (links) is op de overgang van border naar eiland een pol lampenpoetsersgras (Pennisetum alopecuroides) geplant. Die stond er vroeger al, maar was sterk verouderd, dus het hart van de plant was min of meer afgestorven. Vóór ons betonstort avontuur aan het terras heb ik een stekje opzij kunnen zetten en die staat er nu weer in. Voorlopig nog klein dus, maar eens volgroeid zal hij vermoedelijk de volledige breedte van het eiland vullen. Links en rechts hiervan zijn nog wat kleine polletjes van het zwarte slangenbaardgras (Ophiopogon planiscapus ‘Niger’) gezet (ook een restant van de vroegere beplanting). Van daaruit verder naar voren zijn verspreid 2 soorten sieruien geplant (Allium ‘Purple Sensation’ > in bloei op de foto, en Allium sphaerocephalon > in bloei te zien hieronder). Zoals je misschien weet ben ik verzot op “bloeiende bolletjes op stokjes”. Dit mocht dus niet ontbreken en het fijne is dat het wat hoogte brengt tussen lagere sierplanten en grassen, zonder meteen het zicht te blokkeren. Al het witte gespikkel in het midden van deze lob is afkomstig van Lychnis flos-cuculi ‘Petit Henri’. Een vrolijke dubbelbloemige koekoeksbloem, die enorm lang bloeit. In de foto hieronder heb ik net de uitgebloeide bloemen weggeknipt, maar er zijn alweer nieuwe knoppen in de maak. Links hiervan staan wat losse pollen: wildemanskruid (Pulsatilla vulgaris), rapunzel (Phyteuma nigrum) en helmbloem (Corydalis ochroleuca): allen overblijfselen van wat er al stond. De punt van de lob wordt ingenomen door twee siergrassen: het donkergroene Festuca gautieri en het lichtgroene Deschampsia flexuosa ‘Tatra Gold’ (hier verderop in bloei te zien).

beide border eilanden in bloei

Het eiland rechts van de bank bevat ook een paar oudgedienden: te beginnen met een zaailing van Stipa gigantea afkomstig van elders uit de tuin. Deze staat ook op de overgang van border naar eiland, is nu nog heel klein maar zal uiteindelijk een gigantische pol vormen van minstens 1 m diameter en pluimen van bijna dubbel zo hoog. Tezamen met Salvia sclarea en de spoorbloem (Centranthus ruber ‘Albus’), die ervoor staan, was dit de centrale combinatie die ik voor dit eiland op het oog had. Links en rechts hiervan staan nog wat oudgedienden: links Aruncus dioicus ‘Kneiffii’ en Aruncus ‘Horatio’, rechts Gillenia trifoliata en Rumex sanguineus. De combinatie van die laatste twee is een leuke vondst. De wit bloeiende Gillenia is rood in de knop en dit past wonderwel bij de rode adering in het blad van de bloedzuring Rumex. Ook een enkele Saxifraga stolonifera ‘Cuscutiformis’ die ik over had en daar belandde, past er wonderwel bij. Hier doorheen geweven en verder naar voren heb ik een mix gemaakt van Stachys monieri ‘Rosea’ en Sporobolis heterolepis. Beiden moeten nog gaan bloeien. Ik ben wel een fan van Stachys. Stachys byzantina (Ezelsoor) is een bekend lid, maar ik heb het ook vooral voor Stachys monieri en S. officinalis. Vooral de variëteiten met een groot contrast tussen de calyx en de bloem, zoals ‘Rosea’ of ‘Pinky’ hebben mijn voorkeur. Bij het Prairiedropzaad of Parelgras Sporobolis kan het even duren voordat hij zich goed en wel vestigt, maar eens vertrokken is het een betrouwbaar en prachtig siergras met heerlijk, naar koriander geurende bloei. Naast de Sporobolus heb ik nog één solitair siergras gezet, waar ik niet omheen kon en wel: Festuca amethystina, een iets hogere soort dan het bekende schapengras met, de naam zegt het al, een paarse (amethyst) kleur in de stengels alvorens ze tot bloei komen. Echt fantastisch! In de foto hieronder is hij uitgebloeid en buigen de bruine halmen sierlijk over de ronde stapstenen heen. Om nog wat gaatjes in de jonge beplanting op te vullen heb ik hier en daar wat eigen zaaigoed van de hoge witte Papaver somniferum ertussen gezet. Als laatste tussen de stapstenen staat Saxifraga arendsii ‘Pixie White’. Een laagblijvende kruiper waarvan het de bedoeling is dat hij de ruimte tussen de stapstenen uiteindelijk volledig opvult.

De beplanting van de volgende drie eilanden is eenvoudiger en (op een enkel hoog accent na) ook lager gehouden. Het bestaat hoofdzakelijk uit bodembedekkende kruipplanten die er al stonden en vóór de werkzaamheden aan het terras opzij zijn gezet, om daarna weer ingeplant te worden. De bedoeling is dat de kruipers uiteindelijk hun hele eiland vullen. Het eiland met het hoogste accent (nr. 3) is waar de Japanse Esdoorn Acer shirasawanum ‘Aureum’ in staat. Ik heb hem inmiddels al 17 jaar en ondanks een Verticillium aanval staat hij er nu goed en gezond bij, met al een respectabele hoogte van ruim 3 m. Onder de boom staat het breukkruid Herniaria glabra. Dit vormt een heerlijk groen rustgevend tapijtje. Onder de boom lag ook al altijd een verzameling mooie ronde stenen die ik door de jaren heen van her en der had verzameld. Ze hebben er opnieuw een plekje gekregen. Op de kop van het eiland staan een paar mooie grote pollen Festuca gautieri.

Eiland nr. 4 (het middelste eiland) is ons tijmveld, in bloei druk bezocht door de bijen. Aangezien niet alle tijm die ik opzij had gezet het overleefd heeft, had ik ter aanvulling wat nieuwe kruiptijm gekocht. Blijkt nu dat er twee verschillende soorten in staan. In bloei op de foto is Thymus praecox ‘Bressingham’. Inmiddels is deze uitgebloeid en begint nu de andere, vermoedelijk Thymus serpyllum, die net een tikkeltje compacter en, hoe kan het, nóg lager is. Ook hier is het beoogde resultaat dat uiteindelijk het tijmveld zich sluit en er geen kiezel meer zichtbaar is. Op de kop van deze lob staat nog een andere kruiper, het zeer compact groeiende frisgroene Scleranthus uniflorus, ook wel bekend als Nieuw-Zeelands mos. Ik kocht het ooit op een tuinbeurs en sindsdien is hij tussen de tijm beland. Midden tussen de tijm en het mos staat één hogere plant: Dierama pulcherrima, oftewel Angel’s Fishing Rod, die bloeit met roze klokachtige bloemen aan lange sierlijk overhangende stengels, die in juli/ augustus omhoogschieten uit een grasachtige bladpol.

Het laatste eiland is gevuld met het vrolijke Vedermos, Cotula hispida. De gele bolletjes die boven het zacht grijsgroene en aaibare mosje zweven; daar wordt je vanzelf blij van. Dit was eigenlijk het enige eilandje waar voorheen nog geen hogere accentplant stond. Omdat dit het kleinste eiland is en ik geen heel groot contrast wilde, viel mijn oog op Festuca mairei. Vooral omdat zijn kleur perfect matcht met het Vedergras. Ook de grote pol Salvia officinalis ‘Berggarten’ die zich in de border erachter bevindt sluit qua kleur hier naadloos bij aan. Ben benieuwd wat dit gaat opleveren als het Zwenkgras binnenkort gaat bloeien: … Ton sur Ton, maar dan net effe anders!

Eikeltjes in de maak?

Door al het nieuws uit de achtertuin zou het nieuws uit de voortuin er bijna bij inschieten. Want nieuws is er… daarvoor moeten we even terug naar april. Bij het uitlopen van mijn Keizereikje Quercus dentata ‘Pinnatifida’ zag ik namelijk meteen dat er iets bijzonders aan de hand was.

Er hingen allemaal gele trosjes in de blad oksels!

Een primeur en fantastisch gezicht. Een Keizereik in bloei mag wel heel bijzonder genoemd worden. Zijn sowieso al karakteristieke voorkomen kreeg nu nog meer een excentriek randje.

Sindsdien houd ik hem nauwlettend in het oog, want na de bloei verschenen kleine bolvormige trosjes ter plaatse. Ik kan het niet beter omschrijven als een soort kleine versie van de bloemknoppen van een kardoen. Zou dit betekenen dat er nu eikeltjes in de maak zijn? Als dat het geval is dan gaat er zeker wat uitgeplant worden om te zien wat voor nakomelingen dat oplevert.

Hotelkamers vrij

Hoog, hoger, hoogst! Het vingerhoedskruid voert al even zijn orkest op in de tuin. De plant is tweejarig en zaait zich kwistig uit, dus ieder jaar is het een verrassing waar hij deze keer zijn toortsen de hoogte in stuurt.

Dit jaar heeft hij duidelijk een plekje gevonden aan de rand van het nieuwe terras. Laat dat nou net in de buurt zijn waar onlangs ook een nieuw bijenhotel is geïnstalleerd. Nectar te halen voor de deur dus.

Het is er echt een komen en gaan van bijen en vooral hommels. Grappig om te zien hoe ze soms zelfs in botsing komen bij het in-en uitvliegen van de grote bloemkelken. Onverstoorbaar gaan ze door met hun bezigheden.

De bloemen van de gewone soort (Digitalis purpurea) zijn er in tinten van roze tot wit. Ik zelf vind degene die in de hoogte zachtjes verlopen van een lichtroze naar crème-wit de mooiste, maar de bijen en hommels maken geen onderscheid.

Ietsje verderop heb ik nog een Digitalis staan, Digitalis ferruginea ‘Gigantea’. Voorlopig nog enkel een bladrozet, maar deze belooft nog hogere toortsen in een bruin-gele kleur. Benieuwd wat de bijen daarvan gaan vinden. Er zijn in ieder geval genoeg hotelkamers vrij om het hele gezelschap onderdak te bieden na de maaltijd. Het hotel seizoen is geopend!

Nieuw Boomplezier

Daar is ie dan: de nieuwe Lampionboom (Koelreuteria paniculata)! Enkele weken geleden stond boomkweker Jo van Hortus Conclusus ermee op de oprit. Hij stond rechtop in de aanhangwagen met de eerste pril uitlopende blaadjes in een prachtig zalm-oranje kleur. Daar wordt je meteen blij van.

Van de aanhangwagen belandde hij in de kruiwagen en van de kruiwagen op z’n nieuwe stek. Het begon al tegen de avond te lopen en de zon in tegenlicht deed de blaadjes meteen opgloeien. Het was direct duidelijk, dit wordt een goeie plek voor deze boom. Maar voor de aanplant was het nog even geduld uitoefenen. De volgende dag eerst maar eens even rustig kijken en draaien om de juiste positie te bepalen.

Kijken en draaien, draaien en nog eens kijken… de positie bepalen bleek uiteindelijk de hele dag in beslag te nemen.

De boom is een laagstam en hij heeft een bijzondere splitsing op zo’n 60 cm hoogte. Het is een soort ruimtelijke drietand waarbij één van de drie met een knik tussen de andere twee doorsteekt. Dat maakt dat de vorm direct heel ruimtelijk is en hij er van alle kanten anders uitziet.

En geloof het of niet, maar uiteindelijk klikte hij echt als een puzzelstuk op zijn plek. En vreemd genoeg was dat niet meteen de opstelling zoals ik hem vooraf in mijn hoofd had bedacht. Blijkbaar gebeurt er toch nog iets als je een boom op zijn plek zet, het heeft te maken met wat er rondom gebeurt en hoe hij zich tegen de achtergrond aftekent.

Hoe dan ook, na een dag draaien en kijken werd het plantgat gevuld en kreeg hij een gietertje water voor de dorst. Nu, drie weken verder, hebben de blaadjes zich al flink uitgestrekt en heeft het zalm-oranje plaatsgemaakt voor een frisgroen. Drie weken ver… en al zoveel boomplezier, ik kan het iedereen aanraden: plant eens een boom!

Akelei in mei

tuin eind mei_9

Mei-maand is Akelei-maand. En zo veel meer natuurlijk, maar je kunt haast geen foto maken zonder dat er wel ergens een akelei is te zien. De combinatie van regen en toch ook al veel zonnige dagen zorgt dat alles opeens in bloei lijkt te staan. Geraniums, vingerhoedskruid, roomse kervel, stinkende gouwe, helmkruid, ruit en ook al aardig wat siergrassen en niet te vergeten natuurlijk, de pruikenboom, vergezellen de akelei. Een rondje door de tuin.

tuin eind mei_11

tuin eind mei_1tuin eind mei_7

 

 

 

 

 

 

 

 

tuin eind mei_3tuin eind mei_4tuin eind mei_10tuin eind mei_8tuin eind mei_2

 

 

 

 

 

 

 

 

tuin eind mei_5tuin eind mei_6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Frommelblaadjes

Vijg

De nieuwe blaadjes ontluiken. Ik vind het altijd fascinerend om te zien: al dat gefriemel en gevouw. Iets wat in volle wasdom een groot en imposant blad is kan er in het voorjaar zo fragiel en hulpeloos uitzien. De eerste vijgeblaadjes grijpen als kleine handjes naar het licht (en de eerste vijgjes zitten ook al in de startblokken). Het ontrollende blad van de Japanse regenboogvaren is zo klein en friemelig. Het heeft wel iets van een kleine octopus. Je kunt bijna niet geloven dat dit later het brede indrukwekkende blad wordt, in grijspaarse metaalachtige kleuren, zoals we van hem kennen. En de Acer shirasawanum ‘Aureum’ doet het goed. Veel nieuw blad en groeikrachtige scheuten, laten we hopen dat het doorzet.

Acer shirasawanum 'Aureum'Japanse regenboogvaren

 

 

 

 

 

 

 

Ook het Japanse keizereikje is goed vertrokken. Zijn ontluikende blaadjes hadden het vorige week al gehaald tot foto van de week. De roze tint van het jonge blad begint langzaam plaats te maken voor groen. Ik besproei hem nu regelmatig met wat groene zeep en spiritus opgelost in water om spint te voorkomen. Daar had hij vorig jaar zo’n last van dat ik het nu vóór probeer te zijn.

Quercus dentata 'Pinnatifida'

De Augurkenstruik (Decaisnea fargesii) laat het dit jaar echter wat afweten. Afgelopen najaar had ik al het gevoel dat zijn blad snel afviel. Er is dit jaar veel dood hout met hier en daar gelukkig nog wel wat nieuwe scheuten. Ik ga hem een flinke snoeibeurt geven en zijn voeten vrij maken van al dat welig tierende Hondsdraf. Misschien dat hij dan weer wat meer lucht krijgt.

Augurkenstruik

Ietsje verderop staat de krulhazelaar. Deze wordt gestaag ieder jaar groter. Zijn stam is al een flinke knoestige krul, maar zijn blaadjes ontkrullen ieder jaar opnieuw. De jonge blaadjes van de Japanse Honingboom zitten netjes in twee gevouwen op een rij en maken zich klaar om hun benen te strekken.

krulhazelaarHoningboom

 

 

 

 

 

 

 

Ja geef mij maar gewoon de bladverliezende leden van het plantenrijk, dat gevouw en gefrommel ieder jaar is niet te missen.

Regen: een vloek en een zegen

Paardenbloem

Ik dacht dat ik goed op weg was in de tuin, maar de regen van de afgelopen periode heeft aan dat idee resoluut een einde gemaakt. Alles, maar dan ook werkelijk alles knalt de grond uit. Paardenbloemen, veldzuring, kleine veldkers, hondsdraf, paardenstaarten… en gras, veel gras. Waar ooit een paadje was naar de composthoop staat nu een bed van hondsdraf in innige verstrengeling met lievevrouwebedstro, wolfsmelk en gras.

tuin_mei2016

De voorjaarsopruiming is daarmee verworden tot onkruid ruimen en hier en daar nog voorzichtig de oude bloemstengels tussen de dikke pollen nieuw blad uit peuteren. Enig voordeel is, het ziet er wel lekker vol en groen uit. En toch stilletjes aan is er ook al wel wat kleur te zien. Zo is er de Judaspenning, als één van de eersten in bloei toont hij al enkele weken zijn paarse bloemen. De paasbloem vergezelt hem sinds kort en ook de donkere geranium phaeum ‘Mourning Widow’ doet een duit in het zakje.

JudaspenningPaasbloem

Geranium

Dit jaar is ook voor het eerst het Longkruid in bloei te zien. Vorig jaar kreeg ik hem via een plantenruil. Ik weet niet precies welke variëteit het is, maar het gevlekte blad en de verkleurende bloempjes zijn een welkome aanwinst voor in de schaduw.

LongkruidHelmbloem

 

 

 

 

 

 

 

Op een steenworp afstand, ook in de schaduw, staat een witte helmbloem (vermoedelijk Corydalis ochroleuca). Ik ben extra blij dat deze het goed naar z’n zin heeft, want vele variëteiten (vooral van Corydalis flexuosa) zijn hem al voorgegaan, maar zelden werd het een succes. Sinds vorig jaar heb ik wel nog een blauw bloeiende Corydalis elata die het goed lijkt te doen. Ik houd hem nauwlettend in het oog.

Ik moet eerlijk bekennen, tijdens het onkruid trekken zakt me af en toe wel de moed in de schoenen. Met een volle kruiwagen op weg naar de composthoop wordt ik danig afgeleid door het onkruid elders in de tuin. Ik moet me inhouden om niet overal tegelijk bezig te zijn. Maar als ik dan toch na een uur zwaar ploeteren met de spitvork even omhoog kijk en de bloesem van de kriekenboom straalt me tegenmoet tegen een strak blauwe hemel, dan denk ik “het komt wel goed”.

Kriek