Expansiedrift en overlevingsdrang

De expansiedrift van sommige planten is werkelijk fenomenaal. Op zich is daar niks mis mee natuurlijk. Het betekent dat ze het naar hun zin hebben en dat laten blijken door hun wortels c.q. zaden de vrije loop te laten gaan. Sommigen vallen dan ook onder het kopje “gewenst” of “welkom”, zoals daar zijn de bieslook of de akeleien. Ik kan er geen genoeg van krijgen. Die lading bieslook wordt verwerkt tot heerlijke pesto en de akeleien…. ja…. die zijn gewoon mooi. Maar als die ongebreideld uitdijende planten ook andere “graag geziene gasten” onder de voet beginnen lopen dan ben ik al iets minder enthousiast. Als ze dan ook nog vallen onder het kopje “moeilijk eruit te krijgen” dan zakt de moed mij af en toe in de schoenen. Zoals het geval bij de aanblik van dit plakaat Melica ciliata verstrengeld met de, nog moeilijker eruit te krijgen, Oregano vulgare. De twee zijn al eens de revue gepasseerd hier als dat duo dat oh zo mooi is, maar oh zo ontembaar. Wat doe je eraan als je ze wilt hebben, maar alleen niet zoveel? Vandaag ben ik het plakaat maar eens te lijf gegaan. Met de spitvork en vereende krachten werd stuk voor stuk gelift. Tegelijkertijd brak ik m’n hoofd erover, wat er op die plek allemaal aan andere planten stond. Dit hele stuk was toch niet leeg? Een blik in m’n fotoarchief bracht ook niet veel soelaas. Behalve een polletje Aruncus aethusifolius en Koeleria glauca heb ik niets anders kunnen ontdekken in de wirwar aan gras. Nou, dat is misschien ook wel mooi meegenomen. Dan levert deze schoonmaakactie meteen weer een plekje op om iets nieuws te zetten.

Van een andere ontdekking werd ik dan wel weer blij. Eerder vertelde ik al eens over de Anemonopsis macrophyla (schijnanemoon). Wegens gebrek aan ruimte belandde hij in een pot en hetzelfde gebrek aan ruimte deed hem de das om. Althans dat dacht ik, tot ik nu midden in die overvolle pot een stevige stengel zag die zijn blaadjes probeerde uit te vouwen. Als een soort grijpertjes wezen ze omhoog, “haal mij hieruit”. Dat heb ik dan ook meteen gedaan. Zo’n overlevingsdrang verdient een plekje in een eigen pot en hopenlijk kan ik dan ook eindelijk dit jaar zijn bloemen verwelkomen.

Late borstels en vroege kwasten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zo in het prille voorjaar is er altijd een moment dat de herfsttuin tijdelijk even samenvalt met de lentetuin. De voorjaarsopruiming is nog in volle gang: het lampenpoetsersgras houdt zijn laatste borstels nog krampachtig omhoog, terwijl de kievitseitjes al vrolijk aan hun stengels bungelen. Soms pel je echt een nieuwe tuin onder een oude laag aangekoekt plantmateriaal vandaan. Onder de strokleurige halmen van de Pennisetum kwamen de jonge harige blaadjes van Pulsatilla vulgaris tevoorschijn. Ook een eerste paasbloem zat er al op en dat terwijl pasen nog moet komen (dat is wel eens anders geweest).

Bij een knipbeurt van de elfenbloem (Epimedium pubigerum), bleken ook de eerste bloemknoppen al tevoorschijn te komen. Ze verschijnen welhaast aan een kale plant, want de nieuwe blaadjes moeten ook nog gevormd worden.

Bij Jeffersonia diphylla moet je er goed op tijd bij zijn. Het zeldzame bosplantje met opvallend tweelobbig blad bloeit héél kort. Zo kort, dat je veel kans loopt het ranke bloemetje mis te lopen. Zo heb ik het bloemknopje vast kunnen leggen, maar een dag of wat later lagen de bloemblaadjes al op de grond. Bij Omphalodes verna (Amerikaans vergeet-mij-nietje) daarentegen kun je er niet naastkijken. Hij bloeit al enkele weken en de electrisch blauwe bloemetjes lichten een schaduwhoek echt op.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nu alles begint uit te lopen, beginnen lege plekken snel weer vol te lopen. Nochtans staan mijn zaaikasjes flink gevuld. Met potjes dan wel te verstaan, de kiemen laten nog op zich wachten. Een beetje Basilicum, Chilipeper en de eerste Pronkerwten zijn al opgekomen, maar de rest zit nog in de grond. Ik ben niet zo’n groot zaaiwonder, maar toch kijk ik iedere keer vol verwachting naar die bakken. Een beetje nathouden, deksel erop, deksel eraf, in de zon of toch weer terug in de schaduw… het houdt je wel bezig. Ik heb dit jaar nog een extra tandje bijgestoken met zaaien, aangestoken door mijn tuinvrienden die tesamen een soort minimoestuin samenwerking zijn opgestart genaamd ‘Sweet Harvest’. Er worden zaden, plantgoed, oogst en vooral veel tuinplezier gedeeld. Afgelopen weekend was er een bezoekje aan kwekerij Ecoflora, met als gevolg… een nieuw doosje tuinplezier. Snel planten is de boodschap, alvorens alle lege plekjes vanzelf weer vol lopen.

 

Een doosje tuinplezier

Afgelopen weekend ben ik weer eens op kwekerijen bezoek geweest en ziehier het resultaat: een doosje vol tuinplezier. Voor degenen die meteen beginnen te scannen wat er allemaal tussenzit; een greep uit de inhoud: Geum rivale (met de roodbruine knikkende klokjes), Anthriscus sylvestris ‘Ravenswing’ (met  donker blad en fijne witte schermbloemen), Euphorbia characias ssp. wulfenii (linksvoor met het groenblauwe blad), Tiarella cordifolia (witte schuimbloem), Helichrysum italicum (met het zilvergrijze blad), Lychnis flos-cuculi (met roze bloemen op lange stengels), Corydalis elata (met helderblauwe bloemen) en nog veel meer.

Ik ging vrij onvoorbereid op pad. De enige plant die ik echt in mijn hoofd had was de wolfsmelk (Euphorbia). Al enige tijd heb ik die op het oog voor een tuinstukje dat wel wat structuur kan gebruiken. Ik heb hem een jaar geleden al eens geplant, maar hij is nooit aangeslagen, dus ik ga het nog eens proberen met wat extra zorg. En verder was ik op zoek naar Stipa barbata, maar die hadden ze niet, dus dan dwaalt je oog af naar al het ander moois dat er staat, zoals Lychnis flos-cuculi. De bloemen hebben een soort van gespleten bloemblaadjes wat ze een bijzondere uitstraling geeft. Ze zijn familie van de grasanjers, wat ook wel te herkennen is, maar ze zijn een stuk minder aanwezig, wat ik wel apprecieer.

Een ander schoonheid is Corydalis elata. Ik heb al meermaals verschillende varieteiten gehad van Corydalis flexuosa. Steeds ben ik hem weer kwijtgeraakt, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, dus ik wil het toch nog maar eens proberen. Ik houd mezelf maar voor dat het misschien met een andere varieteit beter zal gaan, want zeg nou zelf, zo’n mooie bloem kun je moeilijk aan voorbij lopen. Ik heb hem nu een plaatsje gegeven tussen verschillende akeleien en varens in de halfschaduw. Op hoop van zegen dat hij het hier naar zijn zin heeft.

Een goed moment trouwens om meteen wat andere planten die nu in bloei staan de revue te laten passeren. Een aantal grassen zijn al van de partij. Helictotrichon sempervirens begint zijn pluimen de hoogte in te stuwen. Je ziet hem in de achtergrond van de akeleien staan. De plant heeft zich afgelopen jaar voorzichtig hier en daar uitgezaaid. Fijn want het gebeurt nooit overdreven, maar wat extra exemplaren zijn welkom. Ik heb er dus een aantal verplant naar plekken die ook wel zo’n rustgevende grijze bol kunnen gebruiken en een aantal cadeau gedaan aan een vriendin. Het groene gras er links naast, Sesleria heufleriana, heeft zijn bloei al achter de rug, maar z’n broer Sesleria nitida staat nog vol met witte pluimen. Ook dit gras vormt, net als Helictotrichon, het hele jaar door een grijze pol, alleen wat breder en minder hoog. Zoals je ziet zijn de sieruien die er voor staan (Alliums) ook weer van de partij. De Lychnis flos-cuculi heeft daar ook een plaatsje gekregen in de volle zon.

Iets verderop staat Geranium phaeum ‘Mourning Widdow’. Deze is vorig jaar geplant, dus dit jaar voor het eerst echt in volle bloei te zien. Met tegenlicht erop kleuren de bloemen donker roodpaars, maar soms lijken ze bijna zwart. Erg mooi om deze te combineren met meer donkere planten zoals Foeniculum vulgare ‘Purpureum’ of Salvia officinalis ‘Purpurea’. Het diepgroene behaarde blad is trouwens ook erg mooi. Tot slot een al oudere gast in de tuin, Ajuga reptans ‘Jungle Beauty’. De bloemen zijn van een prachtig electrisch blauw en steken nog eens extra af door hun donkere calix. Ik heb ze overigens nog maar zelden in bloei mogen zien. Hoewel ze te boek staan als makkelijke groeiers zijn ze hier altijd maar moeilijk op gang gekomen. Dit jaar lijken ze zich toch voor het eerst een beetje te settelen. Soms heeft iets gewoon tijd nodig, dus wie weet gaat het met die Euphorbia en Corydalis ook nog lukken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

‘t Is weer zover

Ieder voorjaar voltrekt zich weer een idyllisch tafereel in de tuin. Het moment is weer aangebroken dat de kriekenboom in bloei staat. En ieder jaar ook verzuchten we weer dat het toch fantastisch zou zijn als hij er wat langer zo zou bij staan. Maar zo werkt het niet in de plantenwereld. Er is een tijd van komen en een tijd van gaan, en het “bloesemmoment” gaat, in het geval van de kriek, erg snel. Maar, … na de bloesem komen de krieken, en dat is toch ook iets om je op te verheugen. De afgelopen twee jaar hebben we een flinke lading krieken gehad. Volgens mij hebben we nu de goeie truc te pakken om de vogels weg te houden. We hangen er CD’s in, en dan zodanig dat ze wat los hangen zodat ze lekker ronddraaien op de wind. De vogels weten niet wat hen overkomt met al die kleurige lichtflitsen, … en wij af en toe ook niet.

Er is overigens al heel wat meer “lentespul” te zien in de tuin. Zoals bijv. de Anemone coronaria, die al een aantal dagen de ereplaats van “foto van de week” siert. Volgens het zakje zou het gaan om de varieteit ‘Lord Lieutenant’. Hij is echter niet dubbelbloemig zoals de bijbehorende afbeelding laat zien. Welke het ook is, maakt niet uit, hij mag blijven. Ik ben overigens niet zo verzot op bloembollen. Behalve een verloren narcis of tulp en wat blauwe druifjes vind je er weinig in mijn tuin. Ik weet niet precies waar het aan ligt, misschien de vaak expressieve kleuren of te grote bloemen, of het feit dat je ze vaak later in het seizoen te pas en te onpas weer tegenkomt net op het moment dat je een andere plant op die lege plek wilde zetten. De bloembollen blijven hier een ondergeschoven kindje, en als ze dan ook nog rood zijn… Deze tulp heeft het geluk dat hij in de schaduw onder het gebladerte van de sering staat. Voorzichtig moet ik bekennen dat dat toch best wel iets moois oplevert.

Grote uitzondering op de onderbeminde bloembollen vormen de sieruien en de kievitsbloemen. Voor de Alliums moet ik nog even geduld hebben, maar de kievitsbloemen (Fritillaria meleagris) laten al hun geblokte klokjes zien. Wat een fantastisch mooi plantje is dit. Een vreemde rariteit zo met dat geometrische ruitjespatroon op de bloemblaadjes. Ze staan in de schaduwhoek en steken ieder jaar trouw hun kopjes boven de grond. Eens dat ze uitgebloeid zijn, blijven hun sierlijke zaadhoofdjes nog lang staan. Je ziet ze hier in combinatie met de Judaspenning (Lunaria annua), die ook al “en masse” bloeit in de tuin. Ik weet eigenlijk niet waarom het Lunaria annua heet, want de plant is tweejarig en niet éénjarig zoals de naam doet vermoeden. Hij bloeit in lilapaars en wit en na de bloei vormt hij de welbekende centen.

Het zijn niet alleen maar bloemen die de vroege lentetuin al aantrekkelijk maken. Ook het jonge uitlopende blad kan heel mooi zijn. Nog teer en onaangetast zie je hier de jonge blaadjes van Cotinus coggygria ‘Royal Purple’. Zo met het tegenlicht geeft dat echt een lichtdoorschijnend effect. Als over enkele weken de crêmegele bloemwolken erin komen verspreid de boom een heerlijk zoete geur om hem heen. Ik snoei hem zo min mogelijk, zodat ik meer kan genieten van de bloei.

Nog zo’n lieflijk en teer bloemetje is Epimedium pubigerum. De Nederlands naam “Elfenbloem” licht al een tipje van de sluier op als het gaat over zijn voorkomen. De witte kleine bloemetjes lijken zowaar op elfjes in ballerinarokjes. De bloemetjes verschijnen op lange stelen hoog boven het hartjesvormige blad. Nog meer van die ballerina-tjes, ditmaal met rood rokje, witte maillot en gele schoentjes, vind je in de Japanse esdoorn (Acer japonicum ‘Aconitifolium’). Ze hangen in groepjes bij elkaar alsof ze op de kermis in de carrousel zitten. Nog even en ze krijgen vleugeltjes.

Een emmertje zwart goud

Gisterenochtend, op weg naar de winkel voor wat laatste boodschappen, zag ik het al liggen,… aan de overkant van de straat, midden op het fietspad,… een flinke hoop paardenmest. Op de terugweg fietste ik erlangs, en ja hoor, dat kon ik niet ongemoeid laten liggen. Dus na snel de boodschappen thuis afgezet te hebben, ging ik gewapend met een emmer en een schepje terug. Is dat nou geen liefde voor de tuin, om ongegeneerd paardenmest van de straat te scheppen? Nou ja, ongegeneerd was het niet echt. Meer een kwestie van snel scheppen en vooral niet opkijken of iemand het ziet. Maar ja, wat wil je, het zwarte goud ligt niet altijd voor het oprapen zullen we maar zeggen.

Eenmaal terug thuis waren de plannen voor die dag snel gemaakt. Hop de tuin in, om de Clematis ‘Grace’ van mest te voorzien. Dit is namelijk een hongerige gast. Ik laat hem in de kriekenboom groeien, omdat deze al vrij snel in de late zomer, nadat de krieken geplukt zijn, zijn blad verliest. De kriek bloeit zeer uitbundig in het voorjaar met witte bloesem en met de Clematic “Grace’ geef ik de kriekenboom als het ware een 2e bloei in het najaar. Deze Clematis is enkelbloemig en bloeit cremewit. Ieder voorjaar knip je hem terug tot zo’n 75 cm, maar uiteindelijk wordt hij in 1 seizoen zo’n 3,5 m hoog en laat dat nou net de hoogte zijn van onze kriek. Ik heb meteen het gras rond de kriekenboom maar een eerste knipbeurt gegeven.

Eenmaal goed op gang heb ik dan ook maar die andere hoop zwart goud aangebroken: de composthoop. Zo met die voorjaaropruiming was hij al aardig vol geworden. Tijd dus om wat ruimte te maken. De onderste lagen zijn al goed verteerd, het is alleen altijd een hele klus om dat eruit te krijgen. Ik kan de voorzijde eraf halen, maar om dan over de diepte van de bak alles eruit te halen, zonder het bovenste deel in te laten storten is een heel karwei. In een ideale situatie zou je eigenlijk 2 composthopen moeten hebben, zodat je ze om en om kunt gebruiken. Maar goed, dat is voor later zorg. Eerst maar eens die compost verdelen over de tuin. Zo met die zwarte rulle grond verspreid tussen de planten ziet alles er al meteen een stuk aangenamer uit.

Daarna maar meteen doorgestoten met de verdere opruiming van de border. Er is nog een heel stuk te gaan. De jonge blaadjes van de lupine lijken met hun handjes echt naar de eerste zonnestralen te grijpen. Hoog tijd dus om alle oude takken en bladeren te verwijderen, zodat ze meer de ruimte krijgen.

Nog zo’n restant van een bloem die ik toch eerst op de foto moest zetten voor ik hem af kon knippen is de zaadbol van Centaurea macrocephala. Zoals te zien doet hij zijn naam wel eer aan: macrocephala staat voor “groot bloemhoofd”. Het heeft toch wel de grootte van een flinke pingpongbal. Ik heb de zaadbol daarna maar boven een nog kaal stukje grond uitgeknepen. Wie weet komt er wat op en zoniet probeer ik het volgend jaar eens netjes te zaaien.

Een plant die echt opknapt van een grote schoonmaakbeurt is het siergras Luzula nivea. Hij ziet er wat groezelig uit met de oude bloeistengels en dorre grassprieten van het vorig jaar er nog aan. Maar als de oude stengels zijn afgeknipt en je met je handen eens goed door de plant heen kamt om de afgestorven delen te verwijderen houdt je een frisgroene pol over. De sprieten zijn over hun hele lengte zacht behaard en dat geeft de plant een bijzondere uitstraling. En dan heb ik het nog niet eens over de bloei in witte wolkjes boven de pol, voor een gras een vrij ongewoon uiterlijk. Blijkbaar had ik met mijn opruimactie ook wat andere gasten wakker gemaakt. Kort erna was het een heen en weer geloop van jewelste. Al dat rood met zwarte stippen op het groene gras,… een mooi gezicht.

Vroege vogels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gisteren heb ik weer een flink stuk van de tuin onderhanden genomen. Heerlijk dat opruimen in het voorjaar. Weg met al dat afgevallen blad en uitgestorven plantendelen. Wat in de winter juist zo’n mooie plaatjes oplevert en voor wat extra bescherming zorgt, mag er nu uit.

Een aantal heesters zijn al goed begonnen aan het voorjaar, zoals de krulhazelaar Corylus avellana ‘Contorta’. Er wordt wel eens gekscherend gezegd dat het enige dat recht is aan deze struik de katjes zijn, maar het klopt wel. De hangende katjes steken erg mooi af tegenover al dat gekronkel en gedraai. Het is een van de eerste aanplanten geweest in m’n tuin. Vroeger stond er één bij m’n ouders in de tuin en sindsdien wilde ik hem ook hebben. In het najaar wordt je dan ook nog eens getrakteerd op een lading hazelnoten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Iets dat ook flink in de kronkel ligt is onze berk. Hij is ooit (ik denk zo’n 10 jaar geleden) door de bliksem getroffen. We hebben hem toen moeten afzagen tot op zo’n 4,5 m hoogte, waarna hij gelukkig weer terug is uitgelopen. Hij verdient niet de schoonheidsprijs, maar het is wel een trouwe kameraad in de tuin. En zo met het avondzonnetje erop mag hij er best zijn.

Een vroege voorjaarsbloeier die ik onder een lading afgevallen blad vandaan haalde is Hacquetia epipactus. Een kleine rariteit met groene bloemetjes en een geel hartje. De kleurencombinatie doet op de een of andere manier aan friszure appels denken, in ieder geval een echt vrolijke lentebode.

Hoogste tijd

Al meer als een week kriebelt de “voorjaarsopruimwoede”. Door drukte met werk ben ik er nog niet aan toegekomen, maar vandaag liep ik even door de tuin en haalde achteloos ergens wat blad weg en ja hoor: de eerste bloemetjes zijn er al. Onder een dikke koek afgevallen blad van de Duitse Pijp (Aristolochia durior) kwamen de helblauwe bloemetjes van Omphalodes Verna boven. Ik heb dus maar even meteen heel die koek erafgehaald. Nu er licht en lucht bij komt zal het opkomende blad van het “Amerikaans vergeet-mij-nietje” snel de kale bodem weer bedekken. En natuurlijk nog veel meer van die blauwe bloemetjes aanvoeren.

Eigenlijk zitten we nog midden in de winter, maar de warme temperaturen van de laatste tijd doen al echt het lentegevoel opleven. En bij het voorjaar (als ik het zo al mag noemen op half februari) hoort de tuin opruimen en snoeien. Dit zijn zowat de leukste klusjes in de tuin, naast natuurlijk het planten van nieuwe aanwinsten, maar die zijn er voorlopig nog niet, dus tijd om de handen uit de mouwen te steken.

De tuin is nu één grote half ingezakte boel, een wirwar van takken, bladeren, uitgebloeide stengels en … ik vrees ook, al aardig wat onkruid. Maar onder al die chaos, zie je overal nieuwe blaadjes opkomen, neuzen van wortelstokken die net boven de grond komen piepen, verse uitlopers en knoppen die dikker worden. Hier zie je bijv. de prachtige knoppen van Stachyurus praecox. Deze heester bloeit in het vroege voorjaar op het kale hout en is dan een indrukwekkende verschijning.

Met het opruimen probeer ik ook wat voorzichtig te werk te gaan. Meestal ga ik gewoon met de hand, en de snoeischaar in de buurt, aan de slag. Met de hand kun je gemakkelijker voelen waar nieuwe uitlopers zitten of zelfs vergeten of verloren gewaande planten terugvinden. Ook kan er natuurlijk van alles gezaaid zijn, wat je bij het schoffelen bijv. gemakkelijk om zeep helpt. Dat brengt me meteen bij de moeilijke taak van “wat mag blijven staan van al die zaailingen en uitlopers”. Sommigen maken het echt wel gortig, zoals Melica ciliata of Origanum vulgare. Ik moet zeggen dat ik erg moeilijk planten zomaar eruit kan halen onder de noemer “teveel”. Maar af en toe zou ik toch wat rigoreuzer mogen zijn. Zeker bij deze twee, ze zien er in het begin zo lekker compact en bossig uit, dat je denkt dat past nog wel tussen die andere planten. Maar gaandeweg het seizoen worden ze groter en komen ze dan toch in het gedrang met hun buren. En om ze er dan alsnog uit te halen lukt helemaal niet meer, want stiekem leveren die twee toch wel een spectaculair beeld op en natuurlijk een heerlijke geur en smaak in het geval van Origanum.

Laat ik me bij deze voorjaars opruimbeurt dan toch maar voornemen om het teveel er nu wel uit te halen. Kijken of het lukt.