Eilandbewoners

Hij siert al even de plaats van “foto van de week”: Salvia sclarea, oftewel Muskaatsalie. …”Eens je hem gezien hebt, wil je hem ook onherroepelijk in je eigen tuin“…, zo beloofde de tekst bij de foto die ik ervan zag. En zo geschiedde. Het is een ongelooflijk imposante verschijning: mooi groot viltig grijsgroen blad met een kaarsachtige bloeiwijze, de kenmerkende lipvormige bloemen van salie en prachtig afstekende schutbladeren. In de border kan hij eenzelfde soort architectonisch effect hebben als Acanthus, maar dan minder stijf.

Muskaatsalie is één van de nieuwe aanwinsten die een plaatsje heeft gekregen in ons nieuw “eilanden terras”. Z’n bloei is een mooi moment om de overige “eilandbewoners” eens de revue te laten passeren. Wat in het najaar begon als een veelbelovende maar nog ietwat kale aanblik begint inmiddels al gestaag vorm te krijgen. Een overzicht van alle eilanden:

De eerste twee eilanden links en rechts van de bank zijn eigenlijk een soort uitstulpingen van de border. Ze zorgen ervoor dat de bank een beetje ingebed ligt tussen de planten, een lekker plekje om te vertoeven dus. In het eerste eiland (links) is op de overgang van border naar eiland een pol lampenpoetsersgras (Pennisetum alopecuroides) geplant. Die stond er vroeger al, maar was sterk verouderd, dus het hart van de plant was min of meer afgestorven. Vóór ons betonstort avontuur aan het terras heb ik een stekje opzij kunnen zetten en die staat er nu weer in. Voorlopig nog klein dus, maar eens volgroeid zal hij vermoedelijk de volledige breedte van het eiland vullen. Links en rechts hiervan zijn nog wat kleine polletjes van het zwarte slangenbaardgras (Ophiopogon planiscapus ‘Niger’) gezet (ook een restant van de vroegere beplanting). Van daaruit verder naar voren zijn verspreid 2 soorten sieruien geplant (Allium ‘Purple Sensation’ > in bloei op de foto, en Allium sphaerocephalon > in bloei te zien hieronder). Zoals je misschien weet ben ik verzot op “bloeiende bolletjes op stokjes”. Dit mocht dus niet ontbreken en het fijne is dat het wat hoogte brengt tussen lagere sierplanten en grassen, zonder meteen het zicht te blokkeren. Al het witte gespikkel in het midden van deze lob is afkomstig van Lychnis flos-cuculi ‘Petit Henri’. Een vrolijke dubbelbloemige koekoeksbloem, die enorm lang bloeit. In de foto hieronder heb ik net de uitgebloeide bloemen weggeknipt, maar er zijn alweer nieuwe knoppen in de maak. Links hiervan staan wat losse pollen: wildemanskruid (Pulsatilla vulgaris), rapunzel (Phyteuma nigrum) en helmbloem (Corydalis ochroleuca): allen overblijfselen van wat er al stond. De punt van de lob wordt ingenomen door twee siergrassen: het donkergroene Festuca gautieri en het lichtgroene Deschampsia flexuosa ‘Tatra Gold’ (hier verderop in bloei te zien).

beide border eilanden in bloei

Het eiland rechts van de bank bevat ook een paar oudgedienden: te beginnen met een zaailing van Stipa gigantea afkomstig van elders uit de tuin. Deze staat ook op de overgang van border naar eiland, is nu nog heel klein maar zal uiteindelijk een gigantische pol vormen van minstens 1 m diameter en pluimen van bijna dubbel zo hoog. Tezamen met Salvia sclarea en de spoorbloem (Centranthus ruber ‘Albus’), die ervoor staan, was dit de centrale combinatie die ik voor dit eiland op het oog had. Links en rechts hiervan staan nog wat oudgedienden: links Aruncus dioicus ‘Kneiffii’ en Aruncus ‘Horatio’, rechts Gillenia trifoliata en Rumex sanguineus. De combinatie van die laatste twee is een leuke vondst. De wit bloeiende Gillenia is rood in de knop en dit past wonderwel bij de rode adering in het blad van de bloedzuring Rumex. Ook een enkele Saxifraga stolonifera ‘Cuscutiformis’ die ik over had en daar belandde, past er wonderwel bij. Hier doorheen geweven en verder naar voren heb ik een mix gemaakt van Stachys monieri ‘Rosea’ en Sporobolis heterolepis. Beiden moeten nog gaan bloeien. Ik ben wel een fan van Stachys. Stachys byzantina (Ezelsoor) is een bekend lid, maar ik heb het ook vooral voor Stachys monieri en S. officinalis. Vooral de variëteiten met een groot contrast tussen de calyx en de bloem, zoals ‘Rosea’ of ‘Pinky’ hebben mijn voorkeur. Bij het Prairiedropzaad of Parelgras Sporobolis kan het even duren voordat hij zich goed en wel vestigt, maar eens vertrokken is het een betrouwbaar en prachtig siergras met heerlijk, naar koriander geurende bloei. Naast de Sporobolus heb ik nog één solitair siergras gezet, waar ik niet omheen kon en wel: Festuca amethystina, een iets hogere soort dan het bekende schapengras met, de naam zegt het al, een paarse (amethyst) kleur in de stengels alvorens ze tot bloei komen. Echt fantastisch! In de foto hieronder is hij uitgebloeid en buigen de bruine halmen sierlijk over de ronde stapstenen heen. Om nog wat gaatjes in de jonge beplanting op te vullen heb ik hier en daar wat eigen zaaigoed van de hoge witte Papaver somniferum ertussen gezet. Als laatste tussen de stapstenen staat Saxifraga arendsii ‘Pixie White’. Een laagblijvende kruiper waarvan het de bedoeling is dat hij de ruimte tussen de stapstenen uiteindelijk volledig opvult.

De beplanting van de volgende drie eilanden is eenvoudiger en (op een enkel hoog accent na) ook lager gehouden. Het bestaat hoofdzakelijk uit bodembedekkende kruipplanten die er al stonden en vóór de werkzaamheden aan het terras opzij zijn gezet, om daarna weer ingeplant te worden. De bedoeling is dat de kruipers uiteindelijk hun hele eiland vullen. Het eiland met het hoogste accent (nr. 3) is waar de Japanse Esdoorn Acer shirasawanum ‘Aureum’ in staat. Ik heb hem inmiddels al 17 jaar en ondanks een Verticillium aanval staat hij er nu goed en gezond bij, met al een respectabele hoogte van ruim 3 m. Onder de boom staat het breukkruid Herniaria glabra. Dit vormt een heerlijk groen rustgevend tapijtje. Onder de boom lag ook al altijd een verzameling mooie ronde stenen die ik door de jaren heen van her en der had verzameld. Ze hebben er opnieuw een plekje gekregen. Op de kop van het eiland staan een paar mooie grote pollen Festuca gautieri.

Eiland nr. 4 (het middelste eiland) is ons tijmveld, in bloei druk bezocht door de bijen. Aangezien niet alle tijm die ik opzij had gezet het overleefd heeft, had ik ter aanvulling wat nieuwe kruiptijm gekocht. Blijkt nu dat er twee verschillende soorten in staan. In bloei op de foto is Thymus praecox ‘Bressingham’. Inmiddels is deze uitgebloeid en begint nu de andere, vermoedelijk Thymus serpyllum, die net een tikkeltje compacter en, hoe kan het, nóg lager is. Ook hier is het beoogde resultaat dat uiteindelijk het tijmveld zich sluit en er geen kiezel meer zichtbaar is. Op de kop van deze lob staat nog een andere kruiper, het zeer compact groeiende frisgroene Scleranthus uniflorus, ook wel bekend als Nieuw-Zeelands mos. Ik kocht het ooit op een tuinbeurs en sindsdien is hij tussen de tijm beland. Midden tussen de tijm en het mos staat één hogere plant: Dierama pulcherrima, oftewel Angel’s Fishing Rod, die bloeit met roze klokachtige bloemen aan lange sierlijk overhangende stengels, die in juli/ augustus omhoogschieten uit een grasachtige bladpol.

Het laatste eiland is gevuld met het vrolijke Vedermos, Cotula hispida. De gele bolletjes die boven het zacht grijsgroene en aaibare mosje zweven; daar wordt je vanzelf blij van. Dit was eigenlijk het enige eilandje waar voorheen nog geen hogere accentplant stond. Omdat dit het kleinste eiland is en ik geen heel groot contrast wilde, viel mijn oog op Festuca mairei. Vooral omdat zijn kleur perfect matcht met het Vedergras. Ook de grote pol Salvia officinalis ‘Berggarten’ die zich in de border erachter bevindt sluit qua kleur hier naadloos bij aan. Ben benieuwd wat dit gaat opleveren als het Zwenkgras binnenkort gaat bloeien: … Ton sur Ton, maar dan net effe anders!

De juiste plant op de juiste plaats

Papaver nudicaule

Het is zo’n beetje het meest moeilijke en tegelijk meest intrigerende onderdeel van het tuinieren. Vindt de juiste plek voor de juiste plant. Soms voelt het echt als een ruimtelijke puzzel. Er moet gelet worden op de juiste grond, de juiste standplaats, lichtbehoefte, vorm en hoogte, bloeitijd en een mooie combinatie met buurplanten.

rond de stapsteen

Veronica longifolia 'Pink Damask'

Tropaeolum majus en Calendula officinalis

Anthemis tinctoria

 

 

 

 

 

Vaak, bij mij althans toch, is dat laatste het startschot, waarbij ik mij dan meermaals in gedachten in allerlei bochten wring, om toch bij die zonnige plek redelijk wat schaduw te denken, of die natte grond valt toch eigenlijk reuze mee, die buurplant wordt toch niet zo heel erg groot, … en meer van dat soort gedachtenkronkels. Het lijkt ook wel of ik steevast combinaties bedenk met planten die eigenlijk, volgens de regels van het tuinieren, niet zo direct bij elkaar horen. De IJslandse Papaver (Papaver nudicaule) dacht ik aanvankelijk in de schaduw tussen de varens te zetten. Een heel zakje zaad heb ik eraan opgespendeerd, zonder ook maar één IJslandse papaver te zien opkomen. Bij mijn laatste kwekerijbezoek, stond ik plots oog in oog met de mooie gele bloemen. Ik heb mijn geluk dan toch nog maar eens beproefd en er nu twee in de zon gezet.

Echinacea pallidaScutellaria altissimaScutellaria altissima 2Ook de donkerbladige Zilverkaars Cimicifuga ramosa ‘Atropurpurea’ leek mij prachtig te staan bij Molinia, Stipa en Echinacea. Ik had nochthans beter kunnen weten, want jaren eerder al had ik een groenbladige Zilverkaars van de nipte dood gered door hem naar een schaduwplek te verhuizen, waar hij nu overigens nog welig tiert. De donkerbladige Zilverkaars houdt ik momenteel met kunst en vliegwerk overeind, maar het blijft een triestige bedoening. Hij komt niet eens boven de Stipa en Echinacea uit, dus veel plezier van die zogedacht mooie combinatie heb ik er niet van.

Lychnis coronaria 'Alba'Allium giganteum en Tanacetum partheniumSilene vulgarisNu pas heb ik nog zo’n krachttoer uitgehaald, door een Deschampsia en Lychnis coronaria ‘Alba’  samen op een redelijk droge plek te zetten waar ook een deel van de dag schaduw valt. Het valt nog te bezien hoe die twee zich standhouden.

Maar eigenlijk moet ik bekennen dat die ‘allround’ juiste plek toch van wezenlijk belang is en uiteindelijk ook heel wat meer plezier oplevert. Soms zit het verschil zelfs in een klein hoekje. Zo kan het simpelweg omwisselen van planten of het gebruik maken van een natuurlijke glooiing in de border al zorgen dat een plant natter of droger, zonniger of minder zonnig staat. Zo staat Kniphofia ‘Green Jade’ nu op een lichte verhoging met lagere buurplanten, aan de schaduwzijde geflankeerd door Roomse Kervel (Myrrhis odorata) waarachter in een licht beschaduwd dalletje Trollius ‘Lemon Queen’ naast Carex elata ‘Aurea’. Ik ben benieuwd of dit zijn vruchten af gaat werpen.

Aquilegia en Stipa tenuissimaSommige planten maken het je gemakkelijk door zelf aan te geven waar ze graag willen staan. Stipa tenuissima zaait zich steevast uit in een zonnig gelegen verhoogde plantenbak. Dat laat weinig te raden over, omtrent de wensen van dit siergras. Van zijn grotere broer Stipa barbata had ik drie exemplaren gekocht en op drie verschillende plekken in de border gezet. Het eerste jaar was eentje verdwenen, de tweede leek niet echt veel te groeien en de derde stond in bloei. Ondanks de mooie combinatie die ik met nr. 2  voor ogen had heb ik hem toch maar bij de andere gezet. En nu wuiven beiden hun halmen in de wind.

De beste boodschap is toch, probeer niet koste wat kost iets overeind te houden als de plant aangeeft dat hij het niet naar zijn zin heeft. De grond kun je niet veranderen, wel de juiste plant op de juiste plaats. Oftewel die Zilverkaars gaat verhuizen.

Stipa barbata

 

Chaos en geurend genot

chaos

geurend genot

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dat is wat er onder de smeltende sneeuwlaag tevoorschijn is gekomen. Ja serieus, de chaos is zelfs zo groot dat sommige foto’s niet door de selectieronde heen zijn gekomen. Dus voor iemand wiens tuin toch al weinig tot geen orde kent, betekent dat wel wat. Ergens wist ik al wel dat het eraan zat te komen. Vorig jaar waren er al hele tuindelen waar ik met de schoffel en het emmertje niet aan toe ben gekomen. Anderzijds laten de delen waar ik dan wel volgens AnneTannes methode regelmatig onkruid heb verwijderd hun sporen goed na. En…gelukkig is er tussen al die chaos ook nog goed nieuws te vinden. Zo ligt het Kamille veldje er in volle glorie bij. De gele kamille (Anthemis tinctoria) heeft vorig jaar al goed zijn best gedaan. Aan de voet van de plant zit nu een flinke bos nieuw blad. De echte kamille (Matricaria recutita) die vorige jaar pas laat op gang kwam, maar nog wel gebloeid heeft, gaat er dit jaar zo te zien vroeg aan beginnen.

tijm

heiligenbloem

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maar er is nog meer goed nieuws, de heiligenbloem (Santolina pinnata subsp. neapolitana ‘Edward Bowles’) is heelhuids de winter doorgekomen. Dit is één van die mediterrane planten die vaak moeite heeft met teveel nattigheid in de winter. Ik ben hem al regelmatig kwijtgeraakt. Dit keer had ik hem in de nazomer nog een flinke knipbeurt gegeven waardoor hij nog goed nieuw blad heeft gemaakt en zodoende met een dikke jas de winter inging. Ook de tijm (Thymus pulegioides ‘Tabor’) lijkt zich niets aangetrokken te hebben van kou en nattigheid. Het ziet er zelfs uit alsof hij nog een groeispurt heeft gehad onder die sneeuwdeken. Ik herinner me niet dat hij, een maand of wat geleden, er zo florissant bij lag.

salie en kerrieplant

angel's fishingrod

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook de kerrieplant (Helichrysum italicum) heeft de winter overleeft, al ga ik hem dit jaar ook eens dezelfde behandeling geven als de heiligenbloem. Hij ziet er een beetje ‘leggy’ uit zoals de Engelsen dat zo mooi kunnen verwoorden. Lange sprieten met op het einde nieuw blad, maar in het hart wat kaal. Met wat extra zorg en knippen, krijg ik dat hopenlijk wel weer in orde. De Lavendelsalie (Salvia lavandulifolia) daarentegen is vol en bossig. Een snelle blik in mijn archieven leert dat de rollen vorig jaar omgedraaid waren. Hoe het ook zij, de twee vormen een heerlijk geurend en grijzig koppel. En, wonder boven wonder, Angel’s fishing rod (Dierama pulcherrimum) ziet er groen en gezond uit. En dat terwijl ik hem niet eens ingepakt heb dit jaar. Zo zie je maar, je kunt blijkbaar ook teveel bescherming geven.

Terwijl momenteel een hagelbui neerpletst verheug ik me in ieder geval al op de eerstvolgende zonnestraal, want er is veel te doen in de tuin…héél veel.

Met een kapmes de wildernis in

Toegegeven, een beetje overdreven is het wel, maar toch: gewapend met snoeischaar en riek trok ik de tuin in. En na een uurtje of wat heeft de riek het zowaar begeven, echt geknakt boven de vork, dus helemaal een niemendalletje was het ook niet.

De grindpaden in de tuin waren zo langzamerhand helemaal ingenomen door de planten, dus veel pad was er niet meer te zien. Het idee was dan ook om met name de paden weer vrij te maken, zodat de wildernis toch nog enige vorm van structuur heeft. Maar als je eenmaal bezig bent laat je je snel verleiden om toch wat dieper de jungle in te trekken om orde op zaken te stellen. Met name de graspollen en grote kluiten van Marjolein kunnen erg hardnekkig zijn, zeker als ze ook nog door elkaar heen staan. Het voelde af en toe echt als een spelletje landje veroveren.

Het veld pepermunt heb ik dan toch (m.u.v. de paden) ongemoeid gelaten. Ze beginnen nu te bloeien en dat levert wel mooie combinaties op zoals hier met Stipa tenuissima en Agastache foeniculum ‘Blackadder’. De overvolle tuin groeit ook echt in etages: onder de munt is er nog plaats genoeg voor het Lievevrouwebedstro Galium odoratum.

Een eind verderop ben in dan een groot stuk Melica ciliata en Persicaria bistorta ‘Superba’ te lijf gegaan. Beiden zijn er eigelijk onbedoeld verzeild geraakt. De eerste middels zaad en de tweede (zoals dat soms gaat) met een stekje van iets anders meeverhuisd. Ze hadden met z’n 2-en inmiddels een flinke vierkante meter ingepalmd. Ik haalde nog een miezerige lavendel onder het plantengeweld vandaan, van het glidkruid Scuttelaria incana heb ik helemaal niets meer teruggevonden. Jammer, want deze was toch erg mooi.

Maar, voor dit vrijgekomen stuk heb ik stiekem al een nieuwe bestemming. Er staat een fantastisch hoge Angelica gigas te wachten. In bloei is dit een indrukwekkende verschijning met bordeauxrode bloemen en stengels tot zo’n 1,2 m hoog. Ik wil ze gaan combineren met Verbena bonariensis en Deschampsia cespitosa ‘Goldschleier’. Het ijzige blauw van de kogeldistel (Echinops ritro ‘Veitch’s Blue’) en Blauwspirea (Perovskia atriplicifolia) die er nu al staan, zal er fantastisch bij kleuren. Idem met hetzelfde ijzige blauw van Salvia uliginosa, die je nu al in de achtergrond ziet staan. Voor de witte Echinacea’s moet ik eerst nog eens opnieuw de wildernis intrekken. Hun plek tussen de Stipa en Molinia was al gereserveerd, nu nog een stukje landontginning.

Akelei maakt blij

Lang heb ik niet hoeven wachten op de akeleien. Ze zijn er in paars, roze en wit, enkel- en dubbelbloemig, in groepen en solitair, maar vooral…in groten getale. En dat maakt me blij. De akelei (Aquilegia vulgaris) is echt zo’n plant die niet mag ontbreken in een natuurlijke tuin. De foto hierboven toont meteen alle mooie eigenschappen van de plant: de knikkende bloemknopjes worden aan lange donkere stengels hoog boven het blad gedragen. Dat blad vormt een mooi blauwgroene toef laag bij de grond en werkt daarmee een beetje als bodembedekker. In knop lijken de bloemen net op kleine belletjes met de opvallende kenmerkende sporen als een kroontje er bovenop. Als de bloemen opengaan wordt het helemaal een schilderachtig geheel.

Jaren geleden ben ik begonnen met één Akeleiplantje ( de typisch paarse Aquilegia vulgaris). Later bestelde ik bij Zaaiclub Walcheren zaad van Aquilegia clematiflora, een variëteit zonder sporen, en Aquilegia longissima, met extra lange sporen. En daarna is alles vanzelf gegaan.

 Dat maakt meteen het benoemen van de akeleien erg lastig, ze kruisen namelijk vrij gemakkelijk, waardoor je allerlei mixvormen krijgt. Maar dat maakt het gelijk des te leuker. Hieronder rechts is nog wel de spoorloze Aquilegia clematiflora te herkennen, de longissima heb ik echter nog niet teruggezien.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Er staan zeker nog een paar andere akeleien op m’n verlanglijstje, waaronder de ‘Black Barlow’, met zijn fantastische donkerblauwe bijna zwarte bloemen. Mijn fantasie slaat op hol als ik bedenk wat daar allemaal voor mooie mixvormen uit zouden kunnen komen. Tot die tijd geniet ik nog even van deze paarse bloemenzee.

Expansiedrift en overlevingsdrang

De expansiedrift van sommige planten is werkelijk fenomenaal. Op zich is daar niks mis mee natuurlijk. Het betekent dat ze het naar hun zin hebben en dat laten blijken door hun wortels c.q. zaden de vrije loop te laten gaan. Sommigen vallen dan ook onder het kopje “gewenst” of “welkom”, zoals daar zijn de bieslook of de akeleien. Ik kan er geen genoeg van krijgen. Die lading bieslook wordt verwerkt tot heerlijke pesto en de akeleien…. ja…. die zijn gewoon mooi. Maar als die ongebreideld uitdijende planten ook andere “graag geziene gasten” onder de voet beginnen lopen dan ben ik al iets minder enthousiast. Als ze dan ook nog vallen onder het kopje “moeilijk eruit te krijgen” dan zakt de moed mij af en toe in de schoenen. Zoals het geval bij de aanblik van dit plakaat Melica ciliata verstrengeld met de, nog moeilijker eruit te krijgen, Oregano vulgare. De twee zijn al eens de revue gepasseerd hier als dat duo dat oh zo mooi is, maar oh zo ontembaar. Wat doe je eraan als je ze wilt hebben, maar alleen niet zoveel? Vandaag ben ik het plakaat maar eens te lijf gegaan. Met de spitvork en vereende krachten werd stuk voor stuk gelift. Tegelijkertijd brak ik m’n hoofd erover, wat er op die plek allemaal aan andere planten stond. Dit hele stuk was toch niet leeg? Een blik in m’n fotoarchief bracht ook niet veel soelaas. Behalve een polletje Aruncus aethusifolius en Koeleria glauca heb ik niets anders kunnen ontdekken in de wirwar aan gras. Nou, dat is misschien ook wel mooi meegenomen. Dan levert deze schoonmaakactie meteen weer een plekje op om iets nieuws te zetten.

Van een andere ontdekking werd ik dan wel weer blij. Eerder vertelde ik al eens over de Anemonopsis macrophyla (schijnanemoon). Wegens gebrek aan ruimte belandde hij in een pot en hetzelfde gebrek aan ruimte deed hem de das om. Althans dat dacht ik, tot ik nu midden in die overvolle pot een stevige stengel zag die zijn blaadjes probeerde uit te vouwen. Als een soort grijpertjes wezen ze omhoog, “haal mij hieruit”. Dat heb ik dan ook meteen gedaan. Zo’n overlevingsdrang verdient een plekje in een eigen pot en hopenlijk kan ik dan ook eindelijk dit jaar zijn bloemen verwelkomen.

Herfstlicht


De herfst is overduidelijk aangebroken. Je ziet het aan de kleuren en het licht. Een lage zon, lange schaduwen en diepe kleuren sieren de tuin. Veel is uitgebloeid maar daardoor niet minder mooi. De strokleurige fijne halmen van Molinia caerulea ‘Heidebraut steken scherp af tegen de blauwe lucht. De bladeren van de wingerd (Parthenocissus tricuspidata ‘Veitchii) zijn juist nu op hun mooist. De bladstelen kleuren welhaast fluorroze.

In de reeks Stipa’s sluit Stipa calamagrostis (ook wel Achnatherum calamagrostis) de rij af met zijn sprankelende halmen die als een waterval omlaag tuimelen. Hij heeft lang op zich laten wachten. Een maand of wat geleden liet hij al een voorzichtige pluim zien, maar nu in volle glorie te bewonderen. Het late avondzonnetje doet het ook goed op Verbena bonariensis. Deze bloeit al sinds ik hem gekocht heb in juli. Het is echt een plant waar je veel plezier van hebt. De stevige stengels blijven prima overeind staan. Hij staat mooi tussen de grassen en werkt als een echte weefplant.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook één van de laatst bloeiende planten is Gaura lindheimeri ‘Whirling butterflies’. Zijn naam en uiterlijk doet eerder denken aan een zomerbloeier, maar deze vaste plant weet van geen ophouden. Het enige wat hem doet stoppen is de vorst. Wat mij betreft mag die dus nog wel even achterwege blijven.

Nazomeren

Na de regen en bewolking van afgelopen periode was het vandaag een heuse nazomerdag. Flinke zon en een stevige wind voerden de boventoon. Ik ben er dan ook maar direct ingevlogen, in de tuin welteverstaan, om dan eindelijk eens dat gras te knippen, het onkruid te trekken en tussendoor ook even te genieten van de aanblik van de tuin. De mooie dag die op komst was kondigde zich gisteren al aan met een late zon die door de wolken brak op een vers beregende tuin.

Druppels en zon staan steevast garant voor mooie beelden, zoals hier bij de fijne bloeiaren van Molinia caerulea ‘Heidebraut’. Dit is een aanwinst van vorig jaar, die dit jaar voor het eerst bloeit. Ook van dit gras heb ik me voorgenomen om een grotere groep te maken (lees hier meer over het aanplanten in grotere groepen). De fijne transparante bloeiaren komen dan nog meer tot hun recht. Zeker met zo’n drift van Echinacea’s erdoorheen lijkt het me een fantastische combinatie. Vreemd genoeg heb ik van deze Molinia 2 exemplaren gekocht, i.p.v. de gebruikelijke éénling in mijn geval. Een vreemde actie, ze staan daar nu met z’n tweeën pontificaal naast elkaar, met 1 Echinacea ernaast. Wordt vervolgd zullen we maar zeggen.Wel in grotere groep staat Anemone ‘Honorine Jobert’. Deze Anemone is al een ouwe trouwe gast in de tuin, als éénling gekocht en zelf gescheurd tot inmiddels al een flink aantal. Ook de nog ongeopende bloemen in knop zijn mooi om te zien. Ze ontspruiten in trosjes aan het einde van de lange stengels. De knikkende bloemhoofdjes hebben iets sierlijks en combineren mooi met de ranke bloemaren van Persicaria amplexicaulis ‘Alba’.

Dat een zonnetje erop wonderen doet, toont ook het lampenpoetsersgras Pennisetum alopecuroides. De jonge uitloop heeft nog een roze-rode gloed. Fijn, van die planten die er in september nog eens goed aan gaan beginnen. Dat nazomergevoel mag nog wel even blijven hangen.