Diamanten en kristallen

Vanochtend was het een en al getik en gedrup in de tuin. Het regende onder de berk en dat tesamen met het getwierelier van de vogels bracht het geluid van de lente. En dat terwijl de temperaturen nog niet eens zo gek veel hoger liggen, maar een zonnetje en een blauwe lucht met vliegtuigen die strepen trekken doet wonderen. Tijd voor een rondje langs diamanten en kristallen.

macleaya en rudbeckia

Molinia

Pennisetum

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SanguisorbaCalamagrostis

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Agastachechasmanthium

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Pennisetum en chasmanthium

Venkel en Stipa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Chaos en geurend genot

chaos

geurend genot

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dat is wat er onder de smeltende sneeuwlaag tevoorschijn is gekomen. Ja serieus, de chaos is zelfs zo groot dat sommige foto’s niet door de selectieronde heen zijn gekomen. Dus voor iemand wiens tuin toch al weinig tot geen orde kent, betekent dat wel wat. Ergens wist ik al wel dat het eraan zat te komen. Vorig jaar waren er al hele tuindelen waar ik met de schoffel en het emmertje niet aan toe ben gekomen. Anderzijds laten de delen waar ik dan wel volgens AnneTannes methode regelmatig onkruid heb verwijderd hun sporen goed na. En…gelukkig is er tussen al die chaos ook nog goed nieuws te vinden. Zo ligt het Kamille veldje er in volle glorie bij. De gele kamille (Anthemis tinctoria) heeft vorig jaar al goed zijn best gedaan. Aan de voet van de plant zit nu een flinke bos nieuw blad. De echte kamille (Matricaria recutita) die vorige jaar pas laat op gang kwam, maar nog wel gebloeid heeft, gaat er dit jaar zo te zien vroeg aan beginnen.

tijm

heiligenbloem

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maar er is nog meer goed nieuws, de heiligenbloem (Santolina pinnata subsp. neapolitana ‘Edward Bowles’) is heelhuids de winter doorgekomen. Dit is één van die mediterrane planten die vaak moeite heeft met teveel nattigheid in de winter. Ik ben hem al regelmatig kwijtgeraakt. Dit keer had ik hem in de nazomer nog een flinke knipbeurt gegeven waardoor hij nog goed nieuw blad heeft gemaakt en zodoende met een dikke jas de winter inging. Ook de tijm (Thymus pulegioides ‘Tabor’) lijkt zich niets aangetrokken te hebben van kou en nattigheid. Het ziet er zelfs uit alsof hij nog een groeispurt heeft gehad onder die sneeuwdeken. Ik herinner me niet dat hij, een maand of wat geleden, er zo florissant bij lag.

salie en kerrieplant

angel's fishingrod

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook de kerrieplant (Helichrysum italicum) heeft de winter overleeft, al ga ik hem dit jaar ook eens dezelfde behandeling geven als de heiligenbloem. Hij ziet er een beetje ‘leggy’ uit zoals de Engelsen dat zo mooi kunnen verwoorden. Lange sprieten met op het einde nieuw blad, maar in het hart wat kaal. Met wat extra zorg en knippen, krijg ik dat hopenlijk wel weer in orde. De Lavendelsalie (Salvia lavandulifolia) daarentegen is vol en bossig. Een snelle blik in mijn archieven leert dat de rollen vorig jaar omgedraaid waren. Hoe het ook zij, de twee vormen een heerlijk geurend en grijzig koppel. En, wonder boven wonder, Angel’s fishing rod (Dierama pulcherrimum) ziet er groen en gezond uit. En dat terwijl ik hem niet eens ingepakt heb dit jaar. Zo zie je maar, je kunt blijkbaar ook teveel bescherming geven.

Terwijl momenteel een hagelbui neerpletst verheug ik me in ieder geval al op de eerstvolgende zonnestraal, want er is veel te doen in de tuin…héél veel.

Tekens in het wit

Voordat je denkt dat dit een zwart-wit blog is geworden … nee hoor, het heeft gewoon gesneeuwd!

vedergras

vingerhoedskruid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het is er dan toch van gekomen. Na weken van regen, regen en nog eens regen was het even droog… en toen plots op een avond, was daar de sneeuw. Die vleit zich altijd geruisloos neer, waardoor je het pas in de gaten hebt als er al een aardig dekentje ligt. Het ziet er ook naar uit dat we wel voor even vertrokken zijn met de wittigheid daarbuiten. Een week of wat geleden had ik nog de stille hoop om eens een lekker dagje in de tuin te gaan werken. Met een temperatuur van 8 à 10 ° en het zonnetje erbij, hoorde dat zeker tot de mogelijkheden. Als je niet oppast zou je bijna aan de voorjaarsopruiming beginnen, maar goed dat ik dat nog niet gedaan heb.

knoflook

Vanochtend was het sneeuwpakket nog eens verdriedubbeld, een mooi moment om eens wat voetsporen te trekken in die ongenaakbare witheid. De planten, of wat daarvan te zien is, tekenen zich af als sierlijke lijnen op een leeg blad papier. De rijtjes knoflook lijken welhaast een oefening in kalligrafie. De donkere sporen van de bekervaren staan als stevig kwaststreken rechtop en ook de gele kamille toont zijn ronde zwarte bloemhoofdjes als inktspetters in de sneeuw. Mijn voetsporen zullen waarschijnlijk snel weer uitgewist worden en dan genieten we gewoon nog even verder van die ongenaakbare wittigheid daarbuiten.

bekervarengele kamille

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Winterse dingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De winter staat weer voor de deur, daarmee is het werken in de tuin tot het “spreekwoordelijke” vriespunt gezakt. Afgelopen week heb ik me nog met wat laatste winterse dingen beziggehouden, zoals het overtollige blad van de oprit halen, voordat het tot een dikke gladde koek wordt platgewalst. De regenton is weer geleegd en de zadenbollen zijn weer opgehangen. Een aantal tuinklusjes hebben de eindspurt niet meer gehaald. De Ligusterhaag is tot halfweg geknipt en bij de composthoop ligt nog een stapel snoeihout te wachten om verwerkt te worden. Met kou en nattigheid in de lucht is het niet zo aanlokkelijk om daar aan te beginnen. Maar wie weet zijn de weergoden ons nog gunstig gezind op wat mooie pre-winterse dagen.

Iets wat wel nog op mijn verlanglijstje staat is een bezoekje aan een plaatselijke bijzondere boomkwekerij. Ik hoop deze winter nog te kunnen bezegelen met een mooie nieuwe boom in de voortuin. Dat lijkt me alvast een fantastisch vooruitzicht naar de lente met ontwakende blaadjes aan nieuw boomgeluk.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Therapeutisch tuinieren

We weten natuurlijk allang dat voor de tuinliefhebber het tuinieren een ontspannende bezigheid is. Het verzet de zinnen … en de spieren. Maar je kunt ook therapeutisch tuinieren als weldaad voor de planten. Groenbemesters zijn daar een bekend voorbeeld van. Ze brengen extra organisch materiaal (en in sommige gevallen stikstof) in de grond en ze verbeteren de bodemstructuur. Zo kun je o.a. Phacelia, Mosterdzaad, Klaver en Lupine gebruiken. Het hoeven echter niet alleen de groenbemesters te zijn aan wie deze mooie taak van weldoener is toebedeeld. Zo ontdekte ik laatst bij het onder handen nemen van een ‘enigszins overwoekerd’ stukje tuin een legio aan voordelen.

Rond mijn esdoorn (degene waar Verticilium was toegeslagen) had ik vorig jaar een eilandje van Phacelia gezaaid. Het eilandje was inmiddels flink uit de kluiten gewassen en huisvestte nog heel wat ander leuk spul, zoals Dropplant, Rucola, Vingerhoedskruid, Verbena hastata, Marjolein, Vergeet-me-nietjes, Galega en Judaspenning. Aangezien de Esdoorn er al weer wat beter begon uit te zien, had ik besloten hem terug eens wat meer vrijheid te geven. Bij het uitdoen van de planten werd ik blij verrast door de grond die tevoorschijn kwam. In tegenstelling tot de harde, vaste grond van voorheen, zag ik nu een rulle, losse grond, die welhaast de structuur had van een bosgrond. Hoewel het een tijdje al niet geregend had, voelde de grond ook vochtig aan. Daarnaast krioelde het er van de beestjes: wormpjes, kevertjes, spinnetjes, lieveheersbeestjes. Die vinden natuurlijk tussen al dat groen hun voedsel en een veilig onderkomen en zorgen er in de tussentijd voor dat afgestorven plantenresten langzaam maar zeker de grond ingewerkt worden. En waar wormpjes kruipen … worden tunnels gemaakt, en tunnels brengen zuurstof in de grond. Zo ook de wortels van sommige planten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik had geen idee van de witte vlezige wortels van Galega. Idem met de knollen aan de wortels van de Judaspenning (al had ik het wel kunnen bedenken, dat deze tweejarige ondergronds een voedselopslagsysteem zou hebben). Kun je voorstellen wat voor heerlijke holle ruimte deze wortels achterlaten in de grond. Nu nog een flinke laag compost erop en vooral de grond niet betreden. Inmiddels, een paar weken verder, zie ik dat de Rucola zich goed heeft uitgezaaid. Binnenkort gaat ook dat andere therapeutische eilandje in de voortuin op de schop.

Lang leve de laatbloeiers

Het tuinonderhoud is er de laatste tijd danig bij ingeschoten. Op een gegeven moment kom je voorbij een punt dat je denkt het met wat extra kunst en vliegwerk nog wel in te halen. Op dat moment berust je erin en pas je hooguit nog wat selectief onkruid trekken toe. Een tijdje gelezen las ik een leuk stukje bij AnneTannes Tuin over de ‘gewijzigde Bradley-methode’, zeg maar AnneTannes versie van het selectief onkruid trekken. Ik hanteer een beetje de regel dat ik me voorlopig concentreer op de plekken die niet bestemd waren tot border (maar inmiddels ook al aardig begroeid zijn). Ik ken mezelf een afgebakend gebiedje toe en probeer dat met de selectieve methode van onkruid te ontdoen en ik moet zeggen het brengt wel wat extra rust in plaats van het van hot naar her lopen en overal in het wilde weg wat te trekken. Aan het einde van de dag kun je toch nog vol voldoening naar dat “schone” plekje kijken.

En… gelukkig zijn er ook nog de laatbloeiers.

Die brengen nog heel wat kleur en schoonheid met zich mee en krikken de boel flink op. Zo is daar Heuchera ‘Brownies’ met (als ik me niet vergis) het kruiskruid. Die laatste valt onder het kopje “te verwijderen”, maar aangezien hij buiten het gebiedje viel… en zo zie je maar, het is nog een aardige combi ook. De paarse Verbena bonariensis is ook nog volop aan de gang. Op de voorgrond zie je de lila-paarse Perovskia atriplicifolia en op de achtergrond de laatste restanten van Veronica longifolia ‘Pink Damask’. Ik heb me voorgenomen de groep Perovskia nog wat uit te breiden. Die lange bloeiende aren geven veel effect.

Allium tuberosum is ook weer trouw aanwezig. Dit is nou zo’n plant waar je helemaal niks aan hoeft te doen. Hooguit trek je in het voorjaar de uitgebloeide stengels eraf. Hij zaait zich gestaag uit, maar niet overmoedig en hij valt onder de graag geziene ‘Antenneplanten’. De zelf gezaaide Echte Kamille (Matricaria recutita) is inmiddels ook in bloei gekomen. Met zijn gele hart en witte bloemblaadjes heeft hij een vrolijk voorkomen en vormt hij welhaast de stereotype bloem. Hij staat naast zijn grotere neef de Gele Kamille (Anthemis tinctoria), die trouwens aan een tweede bloeigolf is begonnen. Op de voorgrond zie je nog het grijze blad van de Heiligenbloem (Santolina pinnata subsp. neapolitana ‘Edward Bowles’). Die heeft enkele maanden terug, na de bloei, een flinke knipbeurt gehad en staat nu weer vol in zijn grijze jas (hopenlijk klaar voor de winter straks).

Gaura lindheimeri is ook een serieuze laatbloeier en vooral ook een langbloeier. Hij is enige weken geleden begonnen en gaat door tot de vorst hem stopt. Hij vormt grote losse bollen van wel 1,20 m hoog en breed. Op de lange stengels worden onophoudelijk nieuwe vlinderachtige bloemen aangevoerd (en ook hier is het kruiskruid weer van de partij). Nog zo’n langbloeier is kleine bergsteentijm (Calamintha nepeta). Hij bloeit al sinds de vroege zomer en het einde is nog niet in zicht. Bij de hommels en bijen valt hij ook in de smaak. Tot voor kort wist ik eigenlijk niet dat je het kruid blijkbaar ook in de keuken kunt gebruiken. De muntachtige geur belooft in ieder geval veel goeds.

Tot slot verdient de Japanse wasbloem (Kirengeshoma palmata) een plekje bij de Foto van de week. Hij is een laatbloeier maar absoluut geen langbloeier en eigenlijk zijn de bloemen in knop nog mooier dan in bloei. De dikke zachtgele knoppen hebben een wasachtige kwaliteit die snel verloren gaat als de bloemen zich openen. Nu dus, het uitgelezen moment om ervan te genieten.

Op bomenjacht

Voor de oplettende lezer: mijn voortuin is nog steeds “zonder boom”. De eens aangeplante Acer griseum is niet meer: geveld door de schimmelziekte Verticillium. Zo’n anderhalf jaar geleden heb ik hem met lede ogen uitgegraven en sindsdien prijken er groenbemesters voor in de plaats. In de tussentijd heb ik mijn gedachten al over en weer laten gaan voor een waardige vervanger, het internet afgestruind naar info over meer Verticillium resistente bomen, onlangs ook een bezoekje aan een boomkwekerij gebracht, maar de “spreekwoordelijke” kogel is nog niet door de kerk. Voor wat extra inspiratie heb ik vorige week dan een bezoek gebracht aan Arboretum Trompenburg in Rotterdam. Een bezoekje waard, de ligging midden in de stad is ook vrij bijzonder.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

En laat nu net bij binnenkomst m’n hart meteen overslaan bij het zien van een … Acer griseum … In totaal stonden er drie in het park dus ik werd danig op de proef gesteld. Maar goed, zie het maar als een mooie start om iets van gelijkaardige schoonheid te vinden. Het eerste (of eigenlijk het tweede dan) waar mijn oog op viel was de boom hiernaast. Ik werd even op het verkeerde been gezet, dacht dat het ook om een esdoorn ging door de gelijkende blaadjes maar bij nader inzicht bleek het een Liquidambar orientalis te zijn. Ik kende wel al de Liquidambar styraciflua, maar de Oosterse amberboom heeft kleiner blad. De stam is ook vrij bijzonder, op al wat oudere bomen (wat hier het geval was) ontstaan kurklijsten. Laat deze boom nu ook net op de lijst staan van Verticillium resistente bomen en daarmee stijgt hij meteen met stip op de hitlijst.

Vol goede moed liep ik verder en net om de hoek stond een volgende schoonheid. Alleen heeft deze boom tot op heden nog geen naam. Het labeltje bij de boom was onleesbaar en dat wakkert de nieuwsgierigheid natuurlijk nog wat extra aan. Het blad deed wederom aan een esdoorn denken (rara wat is dat bij mij, dat ik steeds bij esdoorns uitkom) maar toch twijfel ik of het hier om een esdoorn gaat.  Ik ben intussen wat rond aan het vragen op het groeninfo forum. Wordt vervolgd dus. En voor degenen die ook nieuwsgierig zijn geworden: hier een wat grotere foto van het blad.

Vervolgens een doorsteek gemaakt naar de zogenaamde “Overtuin”. Het Arboretum bestaat uit 2 delen. Zo’n 6 jaar geleden (als ik mij goed herinner) is een deel aan de overkant van de straat erbij getrokken. Via een poortje + oversteek over de openbaar weg beland je in deel 2. Daar zag ik volgend mooi exemplaar staan van een meerstammig krentenboompje (Amelanchier). Althans, hier ontbrak het labeltje, maar ik ben er vrijwel zeker van dat het om een krentenboompje gaat. Krentenboompjes kom je vrij vaak tegen in struikvorm langs de snelweg of langs bosranden. Een vrij doorsnee boompje zou je dus kunnen zeggen, niet echt een speciaal geval. Nochthans schrijft Nico Vermeulen in zijn Geillustreerde Bomen & Struiken Encyclopedie dat “als hij alle bomen in zijn tuin zou moeten kappen en er één zou mogen laten staan, het beslist een krentenboompje zou zijn”. Dat is niet mis: zo’n tot de verbeelding sprekende uitspraak. Hier is dus meer aan de hand. Het boompje heeft vrij kleine ovaalronde blaadjes. In het voorjaar ontluikt het blad in bruin roze kleur en bloeit hij met witte bloemetjes, in augustus volgen de “krentjes” en in het najaar sluit hij af met een overweldigende herfstkleur in geel-oranje rood. Een alleskunner dus en het moet gezegd, zo’n meerstammige boom is toch wel erg mooi om te zien. Ook deze staat in de lijst van Verticillium resistente bomen, dus wat wil een mens nog meer..? Misschien alleen dat tikkeltje exotisme, het gevoel dat je iets bijzonders hebt staan dat je niet overal ziet?

Trompenburg_Maackia fMet de Maackia fauriei heb je dat. Dit kleine boompje van zo’n 2 m hoog stond iets verderop en valt meteen op door zijn bijzondere verschijning. Hij heeft fijn gevederde blaadjes en een zeer gracieuze vorm. Na wat opzoekwerk bij thuiskomst blijkt dit ook ± zijn totale hoogte te zijn. Zijn iets bekendere broer Maackia amurensis wordt wel wat hoger, maar of deze bestand is tegen de toch wat zwaardere grond ter plaatse in de voortuin is de vraag. Bij dit opzoekwerk stuitte ik ook op de Cladrastis kentukea. Die is blijkbaar nauw verwant aan de Maackia en heeft een iets meer losse en open bloeiwijze. Beiden vormen een mooi boompje met ietwat ronde spreidende kroon tot zo’n 6 à 8 m hoog. Wordt, met vraagteken, bijgeschreven op de lijst.

Tot slot op weg terug naar de uitgang stuitte ik nog op de Evodia daniellii (tegenwoordig Tetradium daniellii genaamd). Terug een exoot uit China. Het exemplaar in Trompenburg is al op leeftijd, hij heeft een prachtige parasolachtige groeiwijze. De stam is flink scheefgegroeid en wordt met meerdere kabels omhooggehouden. De donkere stam en takken tekenen erg mooi af tegen het lichte blad en schermvormige bloemen.

Uitstapje geslaagd dus, mijn lijstje is weer wat gespekt, misschien wel iets te geslaagd want nu moet er weer weggestreept worden. Maar goed, een boom plant je niet iedere dag, al moet dat wel heerlijk zijn zoals in een Arboretum dat je alles kunt planten dat je hartje begeert …en het klimaat en de grond toelaat natuurlijk. Dus als het even meezit staat er in het najaar een nieuwe boom in de voortuin.

 

Met een kapmes de wildernis in

Toegegeven, een beetje overdreven is het wel, maar toch: gewapend met snoeischaar en riek trok ik de tuin in. En na een uurtje of wat heeft de riek het zowaar begeven, echt geknakt boven de vork, dus helemaal een niemendalletje was het ook niet.

De grindpaden in de tuin waren zo langzamerhand helemaal ingenomen door de planten, dus veel pad was er niet meer te zien. Het idee was dan ook om met name de paden weer vrij te maken, zodat de wildernis toch nog enige vorm van structuur heeft. Maar als je eenmaal bezig bent laat je je snel verleiden om toch wat dieper de jungle in te trekken om orde op zaken te stellen. Met name de graspollen en grote kluiten van Marjolein kunnen erg hardnekkig zijn, zeker als ze ook nog door elkaar heen staan. Het voelde af en toe echt als een spelletje landje veroveren.

Het veld pepermunt heb ik dan toch (m.u.v. de paden) ongemoeid gelaten. Ze beginnen nu te bloeien en dat levert wel mooie combinaties op zoals hier met Stipa tenuissima en Agastache foeniculum ‘Blackadder’. De overvolle tuin groeit ook echt in etages: onder de munt is er nog plaats genoeg voor het Lievevrouwebedstro Galium odoratum.

Een eind verderop ben in dan een groot stuk Melica ciliata en Persicaria bistorta ‘Superba’ te lijf gegaan. Beiden zijn er eigelijk onbedoeld verzeild geraakt. De eerste middels zaad en de tweede (zoals dat soms gaat) met een stekje van iets anders meeverhuisd. Ze hadden met z’n 2-en inmiddels een flinke vierkante meter ingepalmd. Ik haalde nog een miezerige lavendel onder het plantengeweld vandaan, van het glidkruid Scuttelaria incana heb ik helemaal niets meer teruggevonden. Jammer, want deze was toch erg mooi.

Maar, voor dit vrijgekomen stuk heb ik stiekem al een nieuwe bestemming. Er staat een fantastisch hoge Angelica gigas te wachten. In bloei is dit een indrukwekkende verschijning met bordeauxrode bloemen en stengels tot zo’n 1,2 m hoog. Ik wil ze gaan combineren met Verbena bonariensis en Deschampsia cespitosa ‘Goldschleier’. Het ijzige blauw van de kogeldistel (Echinops ritro ‘Veitch’s Blue’) en Blauwspirea (Perovskia atriplicifolia) die er nu al staan, zal er fantastisch bij kleuren. Idem met hetzelfde ijzige blauw van Salvia uliginosa, die je nu al in de achtergrond ziet staan. Voor de witte Echinacea’s moet ik eerst nog eens opnieuw de wildernis intrekken. Hun plek tussen de Stipa en Molinia was al gereserveerd, nu nog een stukje landontginning.