Een straaltje maanlicht tussen het gras

De eerste aardbeien zijn alweer verorbert (of kan ik beter zeggen de laatste aardbeien zijn nog niet in zicht) alsook de warmoes tiert welig, om de paar dagen wordt er een haffeltje megagrootblad geoogst. De “moestuin” heeft zelfs wat uitbreiding gekregen. Naast de rijtjes knoflook staat nu ook een rijtje lente-ui, of stengelui zoals dat hier ook wel wordt genoemd en een rijtje bleekselderij. Even verderop staan tomaten, chilipepers en paprika, gewoon in de blote lucht… ja, na het succes van mijn eerste eigen warmoes, voelt het of alles gaat lukken (al weet ik stiekem wel beter dat het met die tomaten vaak kwakkelen wordt). De pompoenen hebben ook eindelijk een plekje gekregen, dus ze kunnen aan het uitdijen beginnen. Gisteren moest ook één van de verhoogde stenen bakken eraan geloven. De schop erin, want dat restrijtje aardbeien deed het daar niet zo goed. De paar armetierige aardbeien die ik er afhaalde staan in schril contrast tot de oogst op het aardbeiveldje even verderop. Volgens de regels der moestuinkunst zal het wel helemaal verkeerd zijn, want er staan wel 50 aardbeiplanten op zo’n 2 m2, maar de oogst is enorm, dus mij hoor je niet klagen. Nee, zo’n verhoogde stenen bak kan veel beter gebruikt worden voor kruiden. Die houden vaak van een goed afwaterende grond. De aardbeien hebben dus plaats gemaakt voor tijm (want daar heb je nooit genoeg van), bergsteentijm (Calamintha nepeta), Marjolein (Oreganum vulgare ‘Compactum’) en bonenkruid (Satureja montana).

Naast al het eetbaars, heeft de tuin ook nog wat andere uitbreiding gekregen. Eén van de nieuwigheden is gele kamille (Anthemis tinctoria), een vrolijke bloeier met zowel een geel hartje als gele bloemblaadjes. Hij wordt zo’n 75 cm hoog en houdt van een droge zonnige plek. De echte kamille (Matricaria recutita) heb ik ernaast gezaaid, maar die is nog erg klein dus hopelijk komt hij nog in bloei dit jaar, anders probeer ik het volgend jaar gewoon opnieuw. Je kunt er namelijk lekkere thee van maken.

De blaassilene (Silene vulgaris) is ook een nieuwigheid. Een plekje in de tuin heeft hij nog niet, maar dat zal eerstdaags wel komen. Dit plantje liep ik zomaar tegen het lijf. De dik opgeblazen kelkbuis geeft hem zijn karakteristieke uiterlijk. Nog zo’n onverwachte aanwinst is Coreopsis verticillata ‘Moonbeam’ oftewel Meisjesogen. Deze plant zag ik jaren geleden voor het eerst op een markt in Manchester. Hij belandde toen op het verlanglijstje, maar ik ben hem gaandeweg toch weer uit het oog verloren. Achteraf gezien onbegrijpelijk, want de zachtgele kleur en de zwevende bloemen zijn erg mooi. Toen ik hem bij de kweker zag staan, belandde hij dus ook per direct in mijn mandje. En laat het lot nou net zijn dat bij een zoektocht in de tuin naar een geschikte plek, hij precies op die plek ertussen moet waar het al zo vol is. Hij staat namelijk prachtig midden tussen de grassen en dat is nou net ook de plek die al gereserveerd is voor de Echinacea’s. Maar het oordeel was onverbiddelijk, hij moest en zou tussen de Stipa’s en Molinia’s komen. Ik heb dan nog een beetje plek gecreëerd door een Stipa barbata te verplaatsen maar nu straalt het maanlicht dan toch wondermooi tussen het gras. Beschouw deze plant maar gerust als tip van de maand.

Nazomeren

Na de regen en bewolking van afgelopen periode was het vandaag een heuse nazomerdag. Flinke zon en een stevige wind voerden de boventoon. Ik ben er dan ook maar direct ingevlogen, in de tuin welteverstaan, om dan eindelijk eens dat gras te knippen, het onkruid te trekken en tussendoor ook even te genieten van de aanblik van de tuin. De mooie dag die op komst was kondigde zich gisteren al aan met een late zon die door de wolken brak op een vers beregende tuin.

Druppels en zon staan steevast garant voor mooie beelden, zoals hier bij de fijne bloeiaren van Molinia caerulea ‘Heidebraut’. Dit is een aanwinst van vorig jaar, die dit jaar voor het eerst bloeit. Ook van dit gras heb ik me voorgenomen om een grotere groep te maken (lees hier meer over het aanplanten in grotere groepen). De fijne transparante bloeiaren komen dan nog meer tot hun recht. Zeker met zo’n drift van Echinacea’s erdoorheen lijkt het me een fantastische combinatie. Vreemd genoeg heb ik van deze Molinia 2 exemplaren gekocht, i.p.v. de gebruikelijke éénling in mijn geval. Een vreemde actie, ze staan daar nu met z’n tweeën pontificaal naast elkaar, met 1 Echinacea ernaast. Wordt vervolgd zullen we maar zeggen.Wel in grotere groep staat Anemone ‘Honorine Jobert’. Deze Anemone is al een ouwe trouwe gast in de tuin, als éénling gekocht en zelf gescheurd tot inmiddels al een flink aantal. Ook de nog ongeopende bloemen in knop zijn mooi om te zien. Ze ontspruiten in trosjes aan het einde van de lange stengels. De knikkende bloemhoofdjes hebben iets sierlijks en combineren mooi met de ranke bloemaren van Persicaria amplexicaulis ‘Alba’.

Dat een zonnetje erop wonderen doet, toont ook het lampenpoetsersgras Pennisetum alopecuroides. De jonge uitloop heeft nog een roze-rode gloed. Fijn, van die planten die er in september nog eens goed aan gaan beginnen. Dat nazomergevoel mag nog wel even blijven hangen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Oogsttijd

Het is oogsttijd, en niet alleen omdat om de paar dagen een handvol kerstomaatjes rijp zijn. Nee, vandaag tijdens het gebruikelijke dagje onkruid wieden overviel het me: de tuin begint zo langzamerhand vorm te krijgen. Alles begint dan toch uiteindelijk een respectabel volume te krijgen. Als je vanuit het niets (of dan toch bijna niets) een tuin begint te creëren, moet je vooral veel geduld hebben. Jaar in jaar uit is het een kwestie van graven, zaaien, wieden, planten, kijken, terug graven, wieden en nog wat zaaien en planten. Een tuin moet letterlijk (en figuurlijk) groeien. Soms ben je vol vreugde over een eerste bloemknop, een geslaagde combinatie, of simpelweg een stukje grond wat van onkruid is ontdaan. Maar vaak ben je ook ongeduldig: het groeit niet hard genoeg, zoveel geplant en nog steeds zo kaal, of die fantastische plant die het heeft begeven. Ja, veel geduld is de boodschap. Maar vandaag, zo vanaf hurkhoogte keek ik om me heen en zag ik dat het tijd was om te oogsten. Dus niet getreurd voor diegenen die nog in het beginstadium van tuinaanleg zitten, want er komt een moment dat je de vruchten kunt plukken van alles wat je erin gestopt hebt. Op zo’n moment lijkt het ook of de tuin het als het ware van je overneemt. Niet in negatieve zin bedoel ik dan, maar eerder alsof alles opeens een stuk gemakkelijker gaat. Waar je eerst zelf heel veel moeite moet doen om er iets van te maken, helpt de tuin opeens een handje mee. Die kale ruimte voor de bank is opeens volgegroeid haast zonder dat je er erg in hebt. De wingerd heeft wel heel snel het hokje in de tuin beklommen. De pruikenboom lijkt plots een vlucht genomen te hebben en waar de Duizendknoop (Persicaria amplexicaulis ‘Alba’) vorig jaar nog slechts een ielig plantje was is hij nu opeens tot volle wasdom gekomen.Of zoals bijv. de sierkooltjes die ik vorig jaar eind van de zomer van een vriendin kreeg. Ik heb ze toen een plekje gegeven in de tuin, waar het nog leeg was, zonder er veel bij na te denken. Sierkooltjes zijn echt een herfst / winter aanwinst. Ik las ook op internet dat je ze in het voorjaar meestal weg kunt halen, omdat ze dan veelal op zijn of beginnen rotten. Maar zie hier, ze staan opeens wonderwel op hun plek tussen al dat groen en die streepjes paars van de dropplant (Agastache foeniculum).

Zelfs de vrijwel horizontaal hangende stengels van Rudbeckia nitida (door de regen en wind bezweken) deren me niet en maken het plaatje compleet.En als kers op de taart blijkt dat dit jaar voor het eerst ook mijn Honingboom (Sophora japonica), die 5 jaar geleden geplant is, gaat bloeien. Deze boom bloeit pas vanaf een leeftijd van 10 à 15 jaar. Dat moment is blijkbaar aangebroken, ofwel keek hij eens om zich heen en vond hij ook wel dat de tijd (lees tuin) er rijp voor was. Laat de oogstmaand maar beginnen.

Mediterrane geuren in de bus

Daar zat ik dan, bepakt en bezakt in de bus, met aan elke arm een tas met planten. Rechts staken de hoge stengels van Verbena bonariensis en Monarda ‘Oudolf’s Charm’ tussen de hengsels omhoog en vanuit de linkertas verspreide zich een heerlijke geur van Basilicum en Oregano om me heen. Het resultaat van een dagje naar Kwekerij Bastin. Het was alweer 2 jaar geleden sinds ik er geweest was. In de tussentijd hebben ze een prachtige prairieborder aangelegd aan de voorzijde,met daarin veel Stipa tenuissima en verschillende Echinacea’s in vurige kleuren. Ik moet nog even wennen aan al die nieuwe kleuren van de Echinacea. Op de een of andere manier komt de traditionele Echinacea purpurea het meest natuurlijk over, al ben ik inmiddels  ook al gezwicht voor Echinacea pallida met de smalle bloemblaadjes en voel ik nu al aan m’n water aan dat ik ook ga vallen voor al die andere kleuren. Zo zag ik Verbena bonariensis gecombineerd met een dubbelbloemige Echinacea (vermoedelijk ‘Hot Papaya’ of anders ‘Irresistible’).En laat ik nou net die Echinacea niet meegenomen hebben. Stom, want toen ik er langs liep was ik meteen geraakt door de kleurcombinatie. Blijkbaar zegt dan een stemmetje binnenin: “nee, niet dubbelbloemig” en “nee, niet nog meer roze”. Af en toe zou het fijn zijn als je gewoon zonder voorbehoud kunt gaan voor iets wat je direct mooi vind.

Bij de Monarda ging het dit keer wel goed. Vraag me niet waarom, maar Monarda is ook zo’n plant waar ik al langere tijd met enige argwaan omheen loop. Maar niet deze keer, hij stond al in mijn bakje voor ik er goed en wel erg in had. De kleur is dan ook heel speciaal, de bloemen zijn zalmroze en vallen extra op door de donkere wijnrode schutbladen. Achteraf las ik dat deze ook iets minder last schijnt te hebben van meeldauw.

Een plant die ook per direct werd ingeladen is Stipa barbata, je kunt er niet omheen. Als je hem eenmaal gezien hebt, wil je hem onherroepelijk ook in je eigen tuin. Bij Bastin staat ie in de lange border waar (je raadt het al) ook heel veel Lavendels staan. De sierlijke witte halmen wuiven in de wind alsof het onderwaterplanten zijn. Ze zijn hoger als Stipa tenuissima en iets meer open van structuur.

Om zo’n dagje af te sluiten, nog een rondje langs de Basilicumhoek, waar mijn oog (en vooral ook neus) viel voor Ocimum basilicum ‘Pesto Perpetuo’. De eerste bontbladige Basilicum, die je ook binnen kunt overwinteren. Een stevige hoge struik met een heerlijke geur. Ik heb hem meteen in een grotere pot gezet … met het schaartje ernaast. Hopenlijk is hij nog niet kaalgeknipt voor de winter komt.

 

 

 

Mini & Maxi

Het is nu volle bak in de tuin. Het lijkt wel of alles in bloei staat momenteel, al is dat natuurlijk niet zo, want er is ook al heel veel uitgebloeid. Maar toch, het is een flinke massa vol pluimen en bloemen, groot en klein door elkaar. Dat is wel leuk aan de tuin, je kunt echt op je hurken rondschuifelen en al het kleine grut bewonderen dat toch ook zijn minipluimpjes en blaadjes de lucht in steekt, zoals de kleine geitebaard (Aruncus aethusifolius), terwijl even verderop de enorme pluimen en bladeren van Macleaya cordata, alleen al door hun grootte de aandacht trekken. De geitebaard heeft overigens ook een grote broer, Aruncus dioicus. Ze lijken vrij veel op elkaar alleen dan alles x 10 zeg maar.

Nog zo’n gigant, de naam zegt het al, is Cephalaria gigantea. Hij heeft een ijle bloeiwijze, maar bereikt een flinke hoogte van ruim 2 m. Al vroeg in het voorjaar stuwt hij een flink toef frisgroen blad uit de grond tot zo’n 50 cm hoogte, waaruit hartje zomer de lange bloemstengels omhoog komen met zachtgele grote scabiosa-achtige bloemen. Zijn Nederlandse naam luidt dan ook reuzenscabiosa of valse scabiosa. De bijen zijn dol op de bloemen. Door zijn vorm is de plant een ultieme weefplant, hij staat erg mooi in het gezelschap van grassen.

Een duo dat dan weer niet hoger komt dan enkele centimeters is, op de voorgrond, Scleranthus uniflorus, met daarachter Thymus serpyllum. De kruiptijm vormt al jaren een gestaag uitdijend plateau van inmiddels enkele m2. Het is een van de eerste plantjes die ik heb aangeschaft toen ik met tuinieren begon. Wel een grappige bijkomstigheid nu ik erover nadenk; voor het eerst had ik een flinke tuin tot mijn beschikking, maar het eerste plantje dat ik kocht is zo’n ini mini geval. Ze houden van droge voeten en volle zon, ze doen het bijgevolg erg goed in het kiezelveld. Als de tijm zoals nu in bloei staat, is het een af en aan gevlieg van bijen. Ze worden letterlijk dronken van al de nectar.

Het Nieuw-Zeelandse mos dat ervoor staat, kocht ik enkele jaren geleden bij een kweker op de tuindagen van Beervelde, dat hier overigens het eerstvolgende dorp om de hoek is. Dit mosje heeft een heel vaste structuur, het is zowaar nog kleiner dan de kruiptijm en groeit nog trager. De witte bloemetjes zijn minuscuul klein en vallen niet echt op.

Wat dan wel weer opvalt, zijn de enorme knalgele kogels van Centaurea macrocephala. Al van een afstand valt je oog automatisch op die flinke gele dotten. Ze bloeien niet zo lang maar wel ontzettend uitbundig. De bloemen zijn zo’n 7 cm in diameter en worden gevolgd door een flinke zaadbol die de hele winter door overeind blijft.

Hetzelfde geel maar dan weer in miniformaat vind je terug bij Cotula hispida. Dit vedermos vormt een zachtgrijze heuvel met vrolijke gele bolletjes van ongeveer een kleine centimeter, die door de dunne lange stengels boven het mos lijken te zweven. In groten getale, en met de kiezels als achtergrond, vormt zo’n minibolletje dan toch een maxi effect.

Zonnekloppers

Even een intermezzo, een vooruitzicht naar wat er komend seizoen nog allemaal op komst is. Een beeld van m’n tuin is niet compleet zonder aandacht te besteden aan de zonnekloppers. En hoe beter te beginnen dan met lavendel. In dit geval Lavendula angustifolia ‘Munstead’, althans zo heb ik ze destijds gekocht. Ik ben altijd nog eens van plan om wat takjes voor determinatie mee te nemen naar mijn volgende bezoek aan kwekerij Bastin. In z’n boek Puur Mediterraan Tuinieren schrijft Roger Bastin dat deze variëteit al vele jaren niet meer verkrijgbaar is in Nederland. Ik ben dus benieuwd waar ik dan heel m’n voortuin mee vol heb staan.

Voor zonnekloppers moet je trouwens bij Bastin zijn. Hiernaast het resultaat van een bezoekje aan z’n kwekerij. Zelfs zo als groepje in de doos ziet het er al fantastisch uit, een verzameling Lavendel, Salie en Tijm, met o.a. Lavendula ‘Grosso’, ‘Luberon’, ‘Siesta’, ‘Contrast’, ‘Melissa Lilac’, ‘Coconut Ice’, ‘Blue Ice’, ‘Edelweiss’, ‘Sawyers’ en ‘Regal Splendour’. Thymus ‘Purple Beauty’, ‘Chateau Queribus’, ‘Tabor’ en x faustinoi.

Een mooi koppel vormen Salvia discolor en Salvia ‘Shame’. De eerste met zilvergrijs blad, plakkerige stengels die een heerlijke geur afgeven en onbeschrijflijk mooie zwarte bloemen. Ik ben hem helaas verloren in de winter. Ik had hem nochthans zorgvuldig in een onverwarmde lichte ruimte gezet boven de 6º C (want hij kan niet tegen temperaturen die daar beneden zakken), maar het mocht niet zo zijn. Salvia ‘Shame’ heb ik gelukkig wel nog kunnen houden. Die is iets minder gevoelig, al houd ik hem wel in een pot en zet hem in de winter in de garage. Hij bloeit in een zacht roze en als je de uitgebloeide bloemen weghaald krijgt hij steeds nieuwe knoppen.

Nog zo’n fijne Salie is Salvia officinalis ‘Berggarten’. Deze staat wel in de volle grond. Hij heeft mooi groot zilvergrijs blad en bloeit met lange blauwpaarse aren. Na de bloei geef ik hem een flinke knipbeurt, maar in tegenstelling tot bijv. Salvia officinalis Purpurascens Group, die ik maar moeilijk compact en vol kan houden, blijft deze wel steeds nieuwe scheuten laag op de takken aanmaken. Het behaarde blad van veel Salie’s is eigenlijk een kenmerk van veel zonaanbiddende planten. De beharing zorgt ervoor dat er minder water verdampt, het beschermd eigenlijk tegen teveel zonnebrand. Het zachte grijze blad combineert heel mooi met het groengele gras Hakonechloa macra ‘Aureola’ dat er achter staat. In de voorgrond zie je nog de bloemen van Origanum vulgare.

Nog zo’n grijsaard is heiligenbloem, Santolina chamaecyparissus. Hij bloeit met donkergele bloemen en vormt in bloei een flinke halfronde bol en geeft daarmee veel structuur in de tuin. Jammer genoeg valt de bol vaak snel open door zijn eigen gewicht. Ik knip hem na de bloei een stuk korter en dan loopt hij altijd weer mooi uit tot een nieuwe grijze bol. Maar ik moet zeggen dat ik vrij veel moeite heb om ze de winter door te halen. Ik ben hem al eens kwijtgeraakt en dit voorjaar ziet het er wederom niet echt super uit. De meer groengrijze bol met zacht cremewitte bloemen is Santolina pinnata subsp. neapolitana ‘Edward Bowles’. Deze lijkt de winter iets beter doorstaan te hebben. Hopenlijk zetten de nieuwe scheuten onderaan goed door.

Nog zo’n vrolijke zonneklopper is Echinacea purpurea. Meestal houd ik niet zo van hardroze, maar bij deze plant vind ik het echt horen. Ik heb mezelf voorgenomen dit jaar een deel van de plant te splitsen en op een plek met nog meer zon te zetten. Ik heb hem al enkele jaren in de tuin, maar hij breidt zich niet echt uit. Ik denk dat hij dus nog meer zon moet hebben en misschien een wat drogere grond.

De plant die op de voorste rij staat als het gaat over de meest zonnige plek in m’n tuin is Rosmarinus officinalis (vermoedelijk ‘Tuscan Blue’). Dit is echt een onverstoorbare gemoedelijke reus. Hij bloeit wanneer hij er zin in heeft, voorjaar, najaar, winter, soms in de zomer. Maar de bloei doet er eigenlijk niet toe. Het gaat om zijn heerlijk geurende takken. De struik is inmiddels zo groot (± 1,80 m hoog en ik schat zo’n 2,20 m Ø + een tweede exemplaar die net een maatje kleiner is en opgekweekt van een eigen stek ) dat ik er ook ongeremd van kan knippen. Hij heeft een lekker ruig uiterlijk. Probeer hem niet in een bepaalde vorm te dwingen, maar laat hem gewoon zijn natuurlijke gang gaan. Het enige moment wanneer felle zon minder goed is voor de plant, is bij langdurig vriesweer in de winter. De bladeren verdampen dan nog steeds water, terwijl ze geen nieuw vocht uit de bevroren grond kunnen opnemen, waardoor hij kan uitdrogen. Maar voor de rest is het een reuze zonneklopper die niet kan ontbreken in de mediterrane tuin.