Nectarscore

Maai mei niet: ik doe er vrolijk aan mee (met het enige grasveldje dat ik heb) al is dat hier niks nieuws en eigenlijk redelijk arbitrair in mijn tuin met borders die barsten van de nectar. Maar daar wordt niet over gerept in de campagne. Ik snap dat wel, het gaat erover de mensen met het eeuwig strak gemaaide gazon mee te krijgen, maar de grote winst is toch te halen in het loslaten van het gazon. Laat de teugels vieren!

Ik schreef er al eens eerder een stukje over, het wilde tuinieren waarbij het eeuwige gevecht met het ‘kruid en onkruid’ in de tuin wordt losgelaten. Nou ja loslaten is misschien een groot woord, maar toch, een meer ontspannen omgang is zeker aan te raden. Onlangs is er weer een serieuze toevoeging aan mijn tuinlectuur gekomen, die ik binnenkort zal toevoegen aan de boekenlijst. Ze gaan allemaal over de vreugde die je kunt halen uit het (wilde) tuinieren, van William Robinson tot Penelope Lively en van Beth Chatto tot Christopher Lloyd. Allemaal hebben ze zo hun eigen bedenkingen en bevindingen over de wijze van tuinieren.

In de border hier gaat alles zo zijn gangetje. De judaspenning heeft zicht kwistig uitgezaaid en op een enkele bloei na toont hij nu vooral zijn centen. Het vingerhoedskruid is eenzelfde zaaiwonder, die steekt nu zijn bloemtoortsen de lucht in. Dit jaar heb ik ook veel vergiet-me-nietjes die overal doorheen groeien. Merkwaardig hoe dat jaar op jaar verschilt. En over de lage liguster haag heen heb ik nu mooi zicht op de “maai-mei-niet” bloemenweide met oranje goudsbloemen een eindje verderop. Het tuinplezier beperkt zich niet tot de eigen tuin.

De eerste sieruien staan ook al in bloei. Ze staan tussen het heerlijk wuivende gras van Deschampsia flexuosa ‘Tatra Gold’ en de lagere Festuca gauteri. Ernaast de donkere bloeiaren van Rapunzel, een verdwaalde akelei (voor zover hier iets verdwaald kan zijn) en ook een zichzelf uitgezaaide helmbloem met witgele bloei. Nog te zien: het grijs viltige blad van Lychnis coronaria (prikneus), ook een plant die zelf zijn plek hier heeft gekozen. Zo zie je maar: dit eilandje is in zichzelf al een mooi voorbeeld van het ‘wilde’ tuinieren. Een jaar geleden is dit stukje border ingeplant en nu al staat er van allerlei welkom nieuws, dat ik daar niet gezet heb.

Je begrijpt, met deze borders vol nectar bommen is het tellen van een nectarscore in mijn ongemaaide gras niet aan de orde. Er bloeit in mijn gras ook geen margriet, brunel, ereprijs of muizenoor. Wel viooltjes, vergeet-me-nietjes en oregano. Maar de echte nectarscore bevindt zich een eindje verderop. Het tijmveld is een ware nectarbom. Het is er een gegons van bijen en vooral hommels. Stomdronken worden ze ervan. Maar het tellen van bloemetjes… daar begin ik niet aan.

Eilandbewoners

Hij siert al even de plaats van “foto van de week”: Salvia sclarea, oftewel Muskaatsalie. …”Eens je hem gezien hebt, wil je hem ook onherroepelijk in je eigen tuin“…, zo beloofde de tekst bij de foto die ik ervan zag. En zo geschiedde. Het is een ongelooflijk imposante verschijning: mooi groot viltig grijsgroen blad met een kaarsachtige bloeiwijze, de kenmerkende lipvormige bloemen van salie en prachtig afstekende schutbladeren. In de border kan hij eenzelfde soort architectonisch effect hebben als Acanthus, maar dan minder stijf.

Muskaatsalie is één van de nieuwe aanwinsten die een plaatsje heeft gekregen in ons nieuw “eilanden terras”. Z’n bloei is een mooi moment om de overige “eilandbewoners” eens de revue te laten passeren. Wat in het najaar begon als een veelbelovende maar nog ietwat kale aanblik begint inmiddels al gestaag vorm te krijgen. Een overzicht van alle eilanden:

De eerste twee eilanden links en rechts van de bank zijn eigenlijk een soort uitstulpingen van de border. Ze zorgen ervoor dat de bank een beetje ingebed ligt tussen de planten, een lekker plekje om te vertoeven dus. In het eerste eiland (links) is op de overgang van border naar eiland een pol lampenpoetsersgras (Pennisetum alopecuroides) geplant. Die stond er vroeger al, maar was sterk verouderd, dus het hart van de plant was min of meer afgestorven. Vóór ons betonstort avontuur aan het terras heb ik een stekje opzij kunnen zetten en die staat er nu weer in. Voorlopig nog klein dus, maar eens volgroeid zal hij vermoedelijk de volledige breedte van het eiland vullen. Links en rechts hiervan zijn nog wat kleine polletjes van het zwarte slangenbaardgras (Ophiopogon planiscapus ‘Niger’) gezet (ook een restant van de vroegere beplanting). Van daaruit verder naar voren zijn verspreid 2 soorten sieruien geplant (Allium ‘Purple Sensation’ > in bloei op de foto, en Allium sphaerocephalon > in bloei te zien hieronder). Zoals je misschien weet ben ik verzot op “bloeiende bolletjes op stokjes”. Dit mocht dus niet ontbreken en het fijne is dat het wat hoogte brengt tussen lagere sierplanten en grassen, zonder meteen het zicht te blokkeren. Al het witte gespikkel in het midden van deze lob is afkomstig van Lychnis flos-cuculi ‘Petit Henri’. Een vrolijke dubbelbloemige koekoeksbloem, die enorm lang bloeit. In de foto hieronder heb ik net de uitgebloeide bloemen weggeknipt, maar er zijn alweer nieuwe knoppen in de maak. Links hiervan staan wat losse pollen: wildemanskruid (Pulsatilla vulgaris), rapunzel (Phyteuma nigrum) en helmbloem (Corydalis ochroleuca): allen overblijfselen van wat er al stond. De punt van de lob wordt ingenomen door twee siergrassen: het donkergroene Festuca gautieri en het lichtgroene Deschampsia flexuosa ‘Tatra Gold’ (hier verderop in bloei te zien).

beide border eilanden in bloei

Het eiland rechts van de bank bevat ook een paar oudgedienden: te beginnen met een zaailing van Stipa gigantea afkomstig van elders uit de tuin. Deze staat ook op de overgang van border naar eiland, is nu nog heel klein maar zal uiteindelijk een gigantische pol vormen van minstens 1 m diameter en pluimen van bijna dubbel zo hoog. Tezamen met Salvia sclarea en de spoorbloem (Centranthus ruber ‘Albus’), die ervoor staan, was dit de centrale combinatie die ik voor dit eiland op het oog had. Links en rechts hiervan staan nog wat oudgedienden: links Aruncus dioicus ‘Kneiffii’ en Aruncus ‘Horatio’, rechts Gillenia trifoliata en Rumex sanguineus. De combinatie van die laatste twee is een leuke vondst. De wit bloeiende Gillenia is rood in de knop en dit past wonderwel bij de rode adering in het blad van de bloedzuring Rumex. Ook een enkele Saxifraga stolonifera ‘Cuscutiformis’ die ik over had en daar belandde, past er wonderwel bij. Hier doorheen geweven en verder naar voren heb ik een mix gemaakt van Stachys monieri ‘Rosea’ en Sporobolis heterolepis. Beiden moeten nog gaan bloeien. Ik ben wel een fan van Stachys. Stachys byzantina (Ezelsoor) is een bekend lid, maar ik heb het ook vooral voor Stachys monieri en S. officinalis. Vooral de variëteiten met een groot contrast tussen de calyx en de bloem, zoals ‘Rosea’ of ‘Pinky’ hebben mijn voorkeur. Bij het Prairiedropzaad of Parelgras Sporobolis kan het even duren voordat hij zich goed en wel vestigt, maar eens vertrokken is het een betrouwbaar en prachtig siergras met heerlijk, naar koriander geurende bloei. Naast de Sporobolus heb ik nog één solitair siergras gezet, waar ik niet omheen kon en wel: Festuca amethystina, een iets hogere soort dan het bekende schapengras met, de naam zegt het al, een paarse (amethyst) kleur in de stengels alvorens ze tot bloei komen. Echt fantastisch! In de foto hieronder is hij uitgebloeid en buigen de bruine halmen sierlijk over de ronde stapstenen heen. Om nog wat gaatjes in de jonge beplanting op te vullen heb ik hier en daar wat eigen zaaigoed van de hoge witte Papaver somniferum ertussen gezet. Als laatste tussen de stapstenen staat Saxifraga arendsii ‘Pixie White’. Een laagblijvende kruiper waarvan het de bedoeling is dat hij de ruimte tussen de stapstenen uiteindelijk volledig opvult.

De beplanting van de volgende drie eilanden is eenvoudiger en (op een enkel hoog accent na) ook lager gehouden. Het bestaat hoofdzakelijk uit bodembedekkende kruipplanten die er al stonden en vóór de werkzaamheden aan het terras opzij zijn gezet, om daarna weer ingeplant te worden. De bedoeling is dat de kruipers uiteindelijk hun hele eiland vullen. Het eiland met het hoogste accent (nr. 3) is waar de Japanse Esdoorn Acer shirasawanum ‘Aureum’ in staat. Ik heb hem inmiddels al 17 jaar en ondanks een Verticillium aanval staat hij er nu goed en gezond bij, met al een respectabele hoogte van ruim 3 m. Onder de boom staat het breukkruid Herniaria glabra. Dit vormt een heerlijk groen rustgevend tapijtje. Onder de boom lag ook al altijd een verzameling mooie ronde stenen die ik door de jaren heen van her en der had verzameld. Ze hebben er opnieuw een plekje gekregen. Op de kop van het eiland staan een paar mooie grote pollen Festuca gautieri.

Eiland nr. 4 (het middelste eiland) is ons tijmveld, in bloei druk bezocht door de bijen. Aangezien niet alle tijm die ik opzij had gezet het overleefd heeft, had ik ter aanvulling wat nieuwe kruiptijm gekocht. Blijkt nu dat er twee verschillende soorten in staan. In bloei op de foto is Thymus praecox ‘Bressingham’. Inmiddels is deze uitgebloeid en begint nu de andere, vermoedelijk Thymus serpyllum, die net een tikkeltje compacter en, hoe kan het, nóg lager is. Ook hier is het beoogde resultaat dat uiteindelijk het tijmveld zich sluit en er geen kiezel meer zichtbaar is. Op de kop van deze lob staat nog een andere kruiper, het zeer compact groeiende frisgroene Scleranthus uniflorus, ook wel bekend als Nieuw-Zeelands mos. Ik kocht het ooit op een tuinbeurs en sindsdien is hij tussen de tijm beland. Midden tussen de tijm en het mos staat één hogere plant: Dierama pulcherrima, oftewel Angel’s Fishing Rod, die bloeit met roze klokachtige bloemen aan lange sierlijk overhangende stengels, die in juli/ augustus omhoogschieten uit een grasachtige bladpol.

Het laatste eiland is gevuld met het vrolijke Vedermos, Cotula hispida. De gele bolletjes die boven het zacht grijsgroene en aaibare mosje zweven; daar wordt je vanzelf blij van. Dit was eigenlijk het enige eilandje waar voorheen nog geen hogere accentplant stond. Omdat dit het kleinste eiland is en ik geen heel groot contrast wilde, viel mijn oog op Festuca mairei. Vooral omdat zijn kleur perfect matcht met het Vedergras. Ook de grote pol Salvia officinalis ‘Berggarten’ die zich in de border erachter bevindt sluit qua kleur hier naadloos bij aan. Ben benieuwd wat dit gaat opleveren als het Zwenkgras binnenkort gaat bloeien: … Ton sur Ton, maar dan net effe anders!

Daar zijn de Stipa’s weer

Stipa sunflare

Stipa’s en tegenlicht horen bij elkaar als Statler en Waldorf. Het onlosmakelijke duo, dat zoveel beter is als ze samen zijn (en zeg nou zelf: de haardos van Waldorf vertoont op z’n minst gelijkenissen). De Stipa’s zijn momenteel weer volop aanwezig, het tegenlicht gelukkig ook. Stipa tenuissima heeft met z’n wollige voorkomen een enorme impact in de tuin. Het is alsof iemand met een blurre borstel wat lichtvlekken heeft geschilderd tussen de andere planten door.

Stipa's

Zijn wolligheid zorgt er ook voor dat hij goed combineert met bloeiende antennes. De akelei bungelt met z’n klokjes tussen het gras, de prikneus (Lychnis coronaria) matcht zijn wolligheid met het sterk behaarde viltige blad en de kuiflavendel vertoont als je goed kijkt zowaar enige gelijkenissen in de kleur.

Stipa en kuiflavendel

Stipa en LychnisStipa en Akelei

Reus onder het vedergras is de Stipa gigantea. Ik noem hem wel eens grappend het designergras. Hij spuit zijn sierlijke naalden tot 2 m de hoogte in. Van dichtbij bekeken is het wonderlijk mooi wat moeder natuur daar ontworpen heeft.

Stipa en Allium

De reuzenstipa staat bij mij in een verhoogde plantenbak samen met diverse sieruien, hier op de foto de hoge Allium atropurpureum. De verhoogde plantenbak levert wat drogere grond, tezamen met de zonnige plek is dat de ideale standplaats voor het vedergras.

Stipa gigantea

Het Stipa feest is gelukkig nog maar halverwege. Stipa barbata staat al in de startblokken en wordt nog gevolgd door het diamantgras Stipa Calamagrostis. Schoonheid verzekerd.

Tuinuitbreiding

Acer en SporobolusHet gebeurt niet zo vaak: een heel nieuw stukje tuin dat je in één keer kunt aanplanten. Met een vooropgezet plan, een lijstje naar de kwekerij, het uitzetten op de grond en dan plantje voor plantje erin. Heerlijk is dat, ik kan het iedereen aanraden. De afgelopen maanden is er gewerkt aan een nieuwe plantenbak naast het terras. Opeens heb ik er zomaar een kleine 3 m² tuin bij gekregen. Dat klinkt niet veel, maar het heeft een serieuze impact. Het begon met de Japanse Esdoorn (Acer japonicum ‘Aconitifolium’) die al enkele jaren in een houten ton stond en nodig toe was aan wat meer ruimte. De behoefte om de tuin ‘dichter’ bij het huis te brengen, gaf het idee van een verhoogde plantenbak bij het terras. Waar ik in de borders eigenlijk steeds voortborduur op de planten die er in de loop der jaren zijn ingekomen heb ik hier in één keer een heus beplantingsplan gemaakt,… om er vervolgens bij de kwekerij dan toch nog een draai aan te geven. Maar dat is eigenlijk ook niet zo gek als je een bezoek brengt aan de vaste planten kwekerij Jan Spruyt – Van der Jeugd. Met een dergelijk grote en mooie collectie moet je serieus opletten dat je niet met van allerlei extra’s in je karretje naar buiten stapt.

Festuca en HakonechloaHet basisidee voor de bak is een vrij rustige beplanting met voornamelijk siergrassen en natuurlijk een ereplaats voor de Esdoorn, met als toevoeging mijn geliefde ‘antenneplanten’ voor wat extra spanning. Ik wilde dat de plantenbak er niet uit zou zien als een schaalmodel van de tuin, maar meer als een uniforme eenheid, zonder saai te worden. Aangezien ik wel te vinden ben voor de combinatie van grijs en groen heb ik gekozen voor Festuca glauca ‘Elijah Blue’ en Hakonechloa macra als basisgrassen. Bij de kwekerij is daar nog Sporobolus heterolepis aan toegevoegd. Quasi kleur voegt die zich bij de Hakonechloa, maar de rode stengels van de bloeihalmen leggen een fijne link naar de jonge takken van de Esdoorn. Tegenover de Acer is er één Stipa gigantea geplant, deze graspol wordt ongeveer even hoog als de Hakonechloa maar in bloei zal hij een flinke wolk van sierlijke naalden de hoogte in spuien en vormt hij zo een accent. De Stipa stond al elders in de tuin, waar hij het afgelopen jaar niet zo goed deed, dus bij deze is hij verhuist naar de bak.

Plantenbak kop

Voor de antenneplanten ben ik uitgekomen op,… je raadt het al: de sieruien. Ik heb wel een aantal nieuwe soorten uitgezocht zoals Allium atropurpureum, die donkerpaars kleurt en niet echt bollen vormt maar meer afgeplatte schermen. Verder nog de Allium ‘Summer Drummer’ met zeer dicht opeengepakte bloemetjes en een relatief late bloei en de lage Allium roseum. De antennes in het najaar zijn dan Verbena bonariensis en nog een favoriet: Sanguisorba officinalis, met de bijna zwarte aartjes. Deze laatste heb ik gezaaid in potjes van een exemplaar uit eigen tuin. Ben benieuwd of dat iets oplevert. Zijn plekje in de bak staat in ieder geval al gereserveerd.

Zo met het late avondzonnetje erop is het nu al genieten van dit nieuwe stukje tuin.Plantenbak

De juiste plant op de juiste plaats

Papaver nudicaule

Het is zo’n beetje het meest moeilijke en tegelijk meest intrigerende onderdeel van het tuinieren. Vindt de juiste plek voor de juiste plant. Soms voelt het echt als een ruimtelijke puzzel. Er moet gelet worden op de juiste grond, de juiste standplaats, lichtbehoefte, vorm en hoogte, bloeitijd en een mooie combinatie met buurplanten.

rond de stapsteen

Veronica longifolia 'Pink Damask'

Tropaeolum majus en Calendula officinalis

Anthemis tinctoria

 

 

 

 

 

Vaak, bij mij althans toch, is dat laatste het startschot, waarbij ik mij dan meermaals in gedachten in allerlei bochten wring, om toch bij die zonnige plek redelijk wat schaduw te denken, of die natte grond valt toch eigenlijk reuze mee, die buurplant wordt toch niet zo heel erg groot, … en meer van dat soort gedachtenkronkels. Het lijkt ook wel of ik steevast combinaties bedenk met planten die eigenlijk, volgens de regels van het tuinieren, niet zo direct bij elkaar horen. De IJslandse Papaver (Papaver nudicaule) dacht ik aanvankelijk in de schaduw tussen de varens te zetten. Een heel zakje zaad heb ik eraan opgespendeerd, zonder ook maar één IJslandse papaver te zien opkomen. Bij mijn laatste kwekerijbezoek, stond ik plots oog in oog met de mooie gele bloemen. Ik heb mijn geluk dan toch nog maar eens beproefd en er nu twee in de zon gezet.

Echinacea pallidaScutellaria altissimaScutellaria altissima 2Ook de donkerbladige Zilverkaars Cimicifuga ramosa ‘Atropurpurea’ leek mij prachtig te staan bij Molinia, Stipa en Echinacea. Ik had nochthans beter kunnen weten, want jaren eerder al had ik een groenbladige Zilverkaars van de nipte dood gered door hem naar een schaduwplek te verhuizen, waar hij nu overigens nog welig tiert. De donkerbladige Zilverkaars houdt ik momenteel met kunst en vliegwerk overeind, maar het blijft een triestige bedoening. Hij komt niet eens boven de Stipa en Echinacea uit, dus veel plezier van die zogedacht mooie combinatie heb ik er niet van.

Lychnis coronaria 'Alba'Allium giganteum en Tanacetum partheniumSilene vulgarisNu pas heb ik nog zo’n krachttoer uitgehaald, door een Deschampsia en Lychnis coronaria ‘Alba’  samen op een redelijk droge plek te zetten waar ook een deel van de dag schaduw valt. Het valt nog te bezien hoe die twee zich standhouden.

Maar eigenlijk moet ik bekennen dat die ‘allround’ juiste plek toch van wezenlijk belang is en uiteindelijk ook heel wat meer plezier oplevert. Soms zit het verschil zelfs in een klein hoekje. Zo kan het simpelweg omwisselen van planten of het gebruik maken van een natuurlijke glooiing in de border al zorgen dat een plant natter of droger, zonniger of minder zonnig staat. Zo staat Kniphofia ‘Green Jade’ nu op een lichte verhoging met lagere buurplanten, aan de schaduwzijde geflankeerd door Roomse Kervel (Myrrhis odorata) waarachter in een licht beschaduwd dalletje Trollius ‘Lemon Queen’ naast Carex elata ‘Aurea’. Ik ben benieuwd of dit zijn vruchten af gaat werpen.

Aquilegia en Stipa tenuissimaSommige planten maken het je gemakkelijk door zelf aan te geven waar ze graag willen staan. Stipa tenuissima zaait zich steevast uit in een zonnig gelegen verhoogde plantenbak. Dat laat weinig te raden over, omtrent de wensen van dit siergras. Van zijn grotere broer Stipa barbata had ik drie exemplaren gekocht en op drie verschillende plekken in de border gezet. Het eerste jaar was eentje verdwenen, de tweede leek niet echt veel te groeien en de derde stond in bloei. Ondanks de mooie combinatie die ik met nr. 2  voor ogen had heb ik hem toch maar bij de andere gezet. En nu wuiven beiden hun halmen in de wind.

De beste boodschap is toch, probeer niet koste wat kost iets overeind te houden als de plant aangeeft dat hij het niet naar zijn zin heeft. De grond kun je niet veranderen, wel de juiste plant op de juiste plaats. Oftewel die Zilverkaars gaat verhuizen.

Stipa barbata

 

Diamanten en kristallen

Vanochtend was het een en al getik en gedrup in de tuin. Het regende onder de berk en dat tesamen met het getwierelier van de vogels bracht het geluid van de lente. En dat terwijl de temperaturen nog niet eens zo gek veel hoger liggen, maar een zonnetje en een blauwe lucht met vliegtuigen die strepen trekken doet wonderen. Tijd voor een rondje langs diamanten en kristallen.

macleaya en rudbeckia

Molinia

Pennisetum

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SanguisorbaCalamagrostis

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Agastachechasmanthium

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Pennisetum en chasmanthium

Venkel en Stipa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Expansiedrift en overlevingsdrang

De expansiedrift van sommige planten is werkelijk fenomenaal. Op zich is daar niks mis mee natuurlijk. Het betekent dat ze het naar hun zin hebben en dat laten blijken door hun wortels c.q. zaden de vrije loop te laten gaan. Sommigen vallen dan ook onder het kopje “gewenst” of “welkom”, zoals daar zijn de bieslook of de akeleien. Ik kan er geen genoeg van krijgen. Die lading bieslook wordt verwerkt tot heerlijke pesto en de akeleien…. ja…. die zijn gewoon mooi. Maar als die ongebreideld uitdijende planten ook andere “graag geziene gasten” onder de voet beginnen lopen dan ben ik al iets minder enthousiast. Als ze dan ook nog vallen onder het kopje “moeilijk eruit te krijgen” dan zakt de moed mij af en toe in de schoenen. Zoals het geval bij de aanblik van dit plakaat Melica ciliata verstrengeld met de, nog moeilijker eruit te krijgen, Oregano vulgare. De twee zijn al eens de revue gepasseerd hier als dat duo dat oh zo mooi is, maar oh zo ontembaar. Wat doe je eraan als je ze wilt hebben, maar alleen niet zoveel? Vandaag ben ik het plakaat maar eens te lijf gegaan. Met de spitvork en vereende krachten werd stuk voor stuk gelift. Tegelijkertijd brak ik m’n hoofd erover, wat er op die plek allemaal aan andere planten stond. Dit hele stuk was toch niet leeg? Een blik in m’n fotoarchief bracht ook niet veel soelaas. Behalve een polletje Aruncus aethusifolius en Koeleria glauca heb ik niets anders kunnen ontdekken in de wirwar aan gras. Nou, dat is misschien ook wel mooi meegenomen. Dan levert deze schoonmaakactie meteen weer een plekje op om iets nieuws te zetten.

Van een andere ontdekking werd ik dan wel weer blij. Eerder vertelde ik al eens over de Anemonopsis macrophyla (schijnanemoon). Wegens gebrek aan ruimte belandde hij in een pot en hetzelfde gebrek aan ruimte deed hem de das om. Althans dat dacht ik, tot ik nu midden in die overvolle pot een stevige stengel zag die zijn blaadjes probeerde uit te vouwen. Als een soort grijpertjes wezen ze omhoog, “haal mij hieruit”. Dat heb ik dan ook meteen gedaan. Zo’n overlevingsdrang verdient een plekje in een eigen pot en hopenlijk kan ik dan ook eindelijk dit jaar zijn bloemen verwelkomen.

Herfstlicht


De herfst is overduidelijk aangebroken. Je ziet het aan de kleuren en het licht. Een lage zon, lange schaduwen en diepe kleuren sieren de tuin. Veel is uitgebloeid maar daardoor niet minder mooi. De strokleurige fijne halmen van Molinia caerulea ‘Heidebraut steken scherp af tegen de blauwe lucht. De bladeren van de wingerd (Parthenocissus tricuspidata ‘Veitchii) zijn juist nu op hun mooist. De bladstelen kleuren welhaast fluorroze.

In de reeks Stipa’s sluit Stipa calamagrostis (ook wel Achnatherum calamagrostis) de rij af met zijn sprankelende halmen die als een waterval omlaag tuimelen. Hij heeft lang op zich laten wachten. Een maand of wat geleden liet hij al een voorzichtige pluim zien, maar nu in volle glorie te bewonderen. Het late avondzonnetje doet het ook goed op Verbena bonariensis. Deze bloeit al sinds ik hem gekocht heb in juli. Het is echt een plant waar je veel plezier van hebt. De stevige stengels blijven prima overeind staan. Hij staat mooi tussen de grassen en werkt als een echte weefplant.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook één van de laatst bloeiende planten is Gaura lindheimeri ‘Whirling butterflies’. Zijn naam en uiterlijk doet eerder denken aan een zomerbloeier, maar deze vaste plant weet van geen ophouden. Het enige wat hem doet stoppen is de vorst. Wat mij betreft mag die dus nog wel even achterwege blijven.