Mediterrane geuren in de bus

Daar zat ik dan, bepakt en bezakt in de bus, met aan elke arm een tas met planten. Rechts staken de hoge stengels van Verbena bonariensis en Monarda ‘Oudolf’s Charm’ tussen de hengsels omhoog en vanuit de linkertas verspreide zich een heerlijke geur van Basilicum en Oregano om me heen. Het resultaat van een dagje naar Kwekerij Bastin. Het was alweer 2 jaar geleden sinds ik er geweest was. In de tussentijd hebben ze een prachtige prairieborder aangelegd aan de voorzijde,met daarin veel Stipa tenuissima en verschillende Echinacea’s in vurige kleuren. Ik moet nog even wennen aan al die nieuwe kleuren van de Echinacea. Op de een of andere manier komt de traditionele Echinacea purpurea het meest natuurlijk over, al ben ik inmiddels  ook al gezwicht voor Echinacea pallida met de smalle bloemblaadjes en voel ik nu al aan m’n water aan dat ik ook ga vallen voor al die andere kleuren. Zo zag ik Verbena bonariensis gecombineerd met een dubbelbloemige Echinacea (vermoedelijk ‘Hot Papaya’ of anders ‘Irresistible’).En laat ik nou net die Echinacea niet meegenomen hebben. Stom, want toen ik er langs liep was ik meteen geraakt door de kleurcombinatie. Blijkbaar zegt dan een stemmetje binnenin: “nee, niet dubbelbloemig” en “nee, niet nog meer roze”. Af en toe zou het fijn zijn als je gewoon zonder voorbehoud kunt gaan voor iets wat je direct mooi vind.

Bij de Monarda ging het dit keer wel goed. Vraag me niet waarom, maar Monarda is ook zo’n plant waar ik al langere tijd met enige argwaan omheen loop. Maar niet deze keer, hij stond al in mijn bakje voor ik er goed en wel erg in had. De kleur is dan ook heel speciaal, de bloemen zijn zalmroze en vallen extra op door de donkere wijnrode schutbladen. Achteraf las ik dat deze ook iets minder last schijnt te hebben van meeldauw.

Een plant die ook per direct werd ingeladen is Stipa barbata, je kunt er niet omheen. Als je hem eenmaal gezien hebt, wil je hem onherroepelijk ook in je eigen tuin. Bij Bastin staat ie in de lange border waar (je raadt het al) ook heel veel Lavendels staan. De sierlijke witte halmen wuiven in de wind alsof het onderwaterplanten zijn. Ze zijn hoger als Stipa tenuissima en iets meer open van structuur.

Om zo’n dagje af te sluiten, nog een rondje langs de Basilicumhoek, waar mijn oog (en vooral ook neus) viel voor Ocimum basilicum ‘Pesto Perpetuo’. De eerste bontbladige Basilicum, die je ook binnen kunt overwinteren. Een stevige hoge struik met een heerlijke geur. Ik heb hem meteen in een grotere pot gezet … met het schaartje ernaast. Hopenlijk is hij nog niet kaalgeknipt voor de winter komt.

 

 

 

Het goud in de tuin

Het is zeer geliefd en je hebt er altijd te weinig van,… dan heb ik het over Tijm. Tijm is echt mijn lievelingskruid. Bij het zien van de foto alleen al, komt de geur je tegemoet. Behalve de grootse geur is alles klein aan dit struikje. Kleine blaadjes en kleine bloemetjes aan kleine bolle struikjes. Mijn eerste tijmstekje kreeg ik zo’n 12 jaar geleden. Ik weet niet om welke variëteit het gaat, maar hij vormt inmiddels met zijn 25 cm hoogte de grootste tijmheuvel in m’n bezit (en nog steeds de beste geur). Hij heeft zich al veelvuldig uitgezaaid, maar toch is er altijd te weinig.

Het kruid laat zich moeilijk vangen. In het vroege voorjaar zijn de takjes sterk verhout, je kunt ze dan wel knippen, maar je zal de blaadjes dan best van de takken ritsen voor gebruik. Eens dat de nieuwe scheuten goed beginnen te groeien en je met je schaar in de aantocht staat om volop te gaan knippen, komen de bloemknoppen op. Weer een dilemma, die witroze bollen zijn namelijk ook erg fijn om te hebben en daarna wordt het zaad gevormd. Oke, maar even wachten dan tot na de bloei, en in de tussentijd minutieus de niet bloeiende takjes voor keukengebruik knippen. Na de bloei is het zaak om de uitgebloeide bloemhoofdjes eruit te knippen (en rond te strooien voor het zaad) met zo weinig mogelijk verlies van de kostbare blaadjes (want dat is zonde) en dan weer wachten totdat de nieuwe scheuten beginnen te groeien. Ik ben dan ook nog zo’n freak die bij het oogsten en snijden alles afspeurt of er niet ergens een blaadje verloren gaat.

Inmiddels zijn er nog een aantal ander tijm-variëteiten bijgekomen, zoals o.a. Thymus vulgaris ‘Chateau Queribus’, die neigt naar wat meer citroengeur, alsook Thymus pulegioides ‘Tabor’. De blaadjes van deze laatste zijn een stuk groter dan gewoonlijk bij de Tijm en hij heeft een meer kruipende groeiwijze. Nog zo’n kruiptijm is Thymus ‘Purple Beauty’ met prachtig donkerpaarse bloemen. De kruiptijm is dan weliswaar minder geschikt om van te oogsten, maar zo’n bloeiend tapijt is fantastisch om te zien. Ook Thymus serpyllum vormt al een flinke plateau. In juni heb je een dicht tapijt van lichtpaarse bloemen waar ook de bijen dol op zijn.

Ik denk dat ik dit jaar nog maar eens wat tijm ga toevoegen aan de rij. Voorlopig kan ik mij nog laven aan een tijmbol die nog niet in bloei staat, maar al wel flinke scheuten heeft gevormd. Eens kijken wat ik daar morgen mee ga klaarmaken.

De eetbare tuin

Sinds zo’n twee weken ben ik lid van een CSA project. CSA staat voor Community Shared Agriculture en wil zoveel zeggen als het delen van een gemeenschappelijke moestuin met locale omwonenden. In ruil voor inschrijfgeld mag je een jaar lang een groot aanbod aan groenten, fruit en kruiden komen oogsten, vers van de akker, zolang de voorraad strekt en voor eigen gebruik natuurlijk. Het veldje (nou ja, de akker is toch ruim een hectare) ligt hier vlak in de buurt, dus je kunt lekker op de fiets wat gaan halen. Een goed initiatief, want zeg nou zelf de rucola uit de winkel heeft toch bij lange na niet de smaak die het zou moeten hebben en de tomaten en komkommers beginnen steeds meer op waterbommen te lijken. En dan heb ik het nog niet over het lange traject wat al dat voedsel aflegt alvorens het op je bord verschijnt, voor spullen die ook gewoon naast de deur kunnen groeien.

Reden temeer om eens een stukje te schrijven over de eetbare tuin. Want ook in mijn eigen tuin groeit er heel wat eetbaars. Met name de kruiden zijn goed vertegenwoordigd. Te beginnen met rucola (Eruca vesicaria var. Sativa), eens dat je die van eigen oogst geproefd hebt besef je wat een smaakbombardement je mist als je rucola uit de winkel eet. Rucola uit eigen tuin is echt pittig. Een handvol blaadjes door de sla of bij de tomaten is al genoeg. Daarnaast bloeit rucola heel mooi en, bijkomend voordeel, hij zaait zich ook nog eens goed uit. Hierboven staat hij heel mooi tussen de venkel, dropplant en Vedergras (Stipa tenuissima). De dropplant (Agastache foeniculum) is overigens nog zo’n lekker kruid. De blaadjes ruiken heerlijk en zijn lekker in de thee. Maar ze staan er ook gewoon vanwege de mooie lavendelblauwe bloeiaren. Hij staat hier tezamen met Dille (Anethum graveolens), te herkennen aan de gele bloemschermen op de voorgrond en knoflookbieslook, ook wel chinese bieslook genoemd (Allium tuberosum). Nog zo een kruid dat er eigenlijk meer voor de sier staat is Origanum rotundifolium ‘Kent Beauty’, oftewel hopmarjolein. Deze is te mooi om op te eten, hij bloeit met mooie zachtroze hopbellen. Hij staat hier samen met “juffertje in ‘t groen” Nigella Damascena.

Kruiden staan bij mij eigenlijk gewoon door de border heen gemixt. Enerzijds omdat ze zich daar gewoon gezaaid hebben, anderzijds omdat je er dan ook ongestoord van kan plukken zonder dat er hele gaten vallen. Ik heb ook het idee dat planten veel minder last hebben van ziektes of bijv. vraat als alles door elkaar staat. Een van de weinige keren dat ik bijvoorbeeld goed tomaten heb kunnen oogsten, zonder gebruik te maken van een afdakje tegen de regen, was die keer dat een tomatenplantje uit zaad opkwam (die zichzelf in de border gezaaid had van het jaar ervoor). Je ziet die tomaten nog net in de achtergrond achter de basilicum. Dat was dus zoals je kunt zien ook voor de Basilicum een enorm goed oogstjaar. Ik heb nog nooit zoveel Basilicum kunnen plukken. Lekker is dat, als je niet hoeft te kijken op een blaadje meer of minder bij het plukken. Basilicum blijkt ook helemaal niet van die tere slappe blaadjes te hebben. In de volle grond en blootgesteld aan weer en wind krijg je een flinke struik met stevig blad.

Nu ik ook zo die jonge zaailingen van vorig jaar weer terugzie, besef ik dat het hoogste tijd is om weer te gaan zaaien. Ik moet eerlijk bekennen dat ik nog niets gezaaid heb dit jaar. Maar goed het is begin april dus er is nog geen man over boord. Ook dit jaar staat er weer veel op het zaailijstje, waaronder Origanum majorana (het kleine bolletje op de voorgrond), want eens dat je de “echte oregano” geproefd hebt wil je niet meer zonder vallen. De smaak en geur is toch net wat verfijnder en zoeter dan Origanum vulgare. Ook ga ik weer de gemengde sla zaaien die hier al uit de potten bulkt. Het is echt een genot om vlak voor het eten met je mes en je vergiet naar buiten te stappen en de sla zo uit de pot te snijden. En als je dan toch al eerst 2 of 3 keer zelf geoogst hebt, blijft er vast nog wat over voor de andere liefhebbers. Zeg maar “Shared Agriculture” op klein formaat.

Zonnekloppers

Even een intermezzo, een vooruitzicht naar wat er komend seizoen nog allemaal op komst is. Een beeld van m’n tuin is niet compleet zonder aandacht te besteden aan de zonnekloppers. En hoe beter te beginnen dan met lavendel. In dit geval Lavendula angustifolia ‘Munstead’, althans zo heb ik ze destijds gekocht. Ik ben altijd nog eens van plan om wat takjes voor determinatie mee te nemen naar mijn volgende bezoek aan kwekerij Bastin. In z’n boek Puur Mediterraan Tuinieren schrijft Roger Bastin dat deze variëteit al vele jaren niet meer verkrijgbaar is in Nederland. Ik ben dus benieuwd waar ik dan heel m’n voortuin mee vol heb staan.

Voor zonnekloppers moet je trouwens bij Bastin zijn. Hiernaast het resultaat van een bezoekje aan z’n kwekerij. Zelfs zo als groepje in de doos ziet het er al fantastisch uit, een verzameling Lavendel, Salie en Tijm, met o.a. Lavendula ‘Grosso’, ‘Luberon’, ‘Siesta’, ‘Contrast’, ‘Melissa Lilac’, ‘Coconut Ice’, ‘Blue Ice’, ‘Edelweiss’, ‘Sawyers’ en ‘Regal Splendour’. Thymus ‘Purple Beauty’, ‘Chateau Queribus’, ‘Tabor’ en x faustinoi.

Een mooi koppel vormen Salvia discolor en Salvia ‘Shame’. De eerste met zilvergrijs blad, plakkerige stengels die een heerlijke geur afgeven en onbeschrijflijk mooie zwarte bloemen. Ik ben hem helaas verloren in de winter. Ik had hem nochthans zorgvuldig in een onverwarmde lichte ruimte gezet boven de 6º C (want hij kan niet tegen temperaturen die daar beneden zakken), maar het mocht niet zo zijn. Salvia ‘Shame’ heb ik gelukkig wel nog kunnen houden. Die is iets minder gevoelig, al houd ik hem wel in een pot en zet hem in de winter in de garage. Hij bloeit in een zacht roze en als je de uitgebloeide bloemen weghaald krijgt hij steeds nieuwe knoppen.

Nog zo’n fijne Salie is Salvia officinalis ‘Berggarten’. Deze staat wel in de volle grond. Hij heeft mooi groot zilvergrijs blad en bloeit met lange blauwpaarse aren. Na de bloei geef ik hem een flinke knipbeurt, maar in tegenstelling tot bijv. Salvia officinalis Purpurascens Group, die ik maar moeilijk compact en vol kan houden, blijft deze wel steeds nieuwe scheuten laag op de takken aanmaken. Het behaarde blad van veel Salie’s is eigenlijk een kenmerk van veel zonaanbiddende planten. De beharing zorgt ervoor dat er minder water verdampt, het beschermd eigenlijk tegen teveel zonnebrand. Het zachte grijze blad combineert heel mooi met het groengele gras Hakonechloa macra ‘Aureola’ dat er achter staat. In de voorgrond zie je nog de bloemen van Origanum vulgare.

Nog zo’n grijsaard is heiligenbloem, Santolina chamaecyparissus. Hij bloeit met donkergele bloemen en vormt in bloei een flinke halfronde bol en geeft daarmee veel structuur in de tuin. Jammer genoeg valt de bol vaak snel open door zijn eigen gewicht. Ik knip hem na de bloei een stuk korter en dan loopt hij altijd weer mooi uit tot een nieuwe grijze bol. Maar ik moet zeggen dat ik vrij veel moeite heb om ze de winter door te halen. Ik ben hem al eens kwijtgeraakt en dit voorjaar ziet het er wederom niet echt super uit. De meer groengrijze bol met zacht cremewitte bloemen is Santolina pinnata subsp. neapolitana ‘Edward Bowles’. Deze lijkt de winter iets beter doorstaan te hebben. Hopenlijk zetten de nieuwe scheuten onderaan goed door.

Nog zo’n vrolijke zonneklopper is Echinacea purpurea. Meestal houd ik niet zo van hardroze, maar bij deze plant vind ik het echt horen. Ik heb mezelf voorgenomen dit jaar een deel van de plant te splitsen en op een plek met nog meer zon te zetten. Ik heb hem al enkele jaren in de tuin, maar hij breidt zich niet echt uit. Ik denk dat hij dus nog meer zon moet hebben en misschien een wat drogere grond.

De plant die op de voorste rij staat als het gaat over de meest zonnige plek in m’n tuin is Rosmarinus officinalis (vermoedelijk ‘Tuscan Blue’). Dit is echt een onverstoorbare gemoedelijke reus. Hij bloeit wanneer hij er zin in heeft, voorjaar, najaar, winter, soms in de zomer. Maar de bloei doet er eigenlijk niet toe. Het gaat om zijn heerlijk geurende takken. De struik is inmiddels zo groot (± 1,80 m hoog en ik schat zo’n 2,20 m Ø + een tweede exemplaar die net een maatje kleiner is en opgekweekt van een eigen stek ) dat ik er ook ongeremd van kan knippen. Hij heeft een lekker ruig uiterlijk. Probeer hem niet in een bepaalde vorm te dwingen, maar laat hem gewoon zijn natuurlijke gang gaan. Het enige moment wanneer felle zon minder goed is voor de plant, is bij langdurig vriesweer in de winter. De bladeren verdampen dan nog steeds water, terwijl ze geen nieuw vocht uit de bevroren grond kunnen opnemen, waardoor hij kan uitdrogen. Maar voor de rest is het een reuze zonneklopper die niet kan ontbreken in de mediterrane tuin.

Antenneplanten

Iemand wees mij er eens op, bij het aanzien van mijn tuin, dat ik welhaast liefhebber moest zijn van “antenneplanten”. En ja, hij had nog gelijk ook. Daar heb je dan iemand anders voor nodig om dat bij jezelf te ontdekken.

Iets in de vorm van “een bolletje op een stokje” heeft bij mij inderdaad een stapje voor. Een lange wiebelende stengel met een bolletje, aartje of pluimpje erop heeft meteen mijn aandacht. Zo ben ik bijvoorbeeld verzot op Sanguisorba. Het mooie fijn gekartelde blad vormt al vroeg in het voorjaar een frisgroene pol. En daaruit verschijnen dan de lange sierlijke stengels met aartjes in roze, bordeaux of wit. Alle cultivars zijn fantastisch. Zo is er Sanguisorba menziesii, die bloeit eindeloos lang, en soms twee keer, met dikke bordeauxrode aren.

Sanguisorba obtusa was mijn eerste aanwinst van de soort. Deze bloeit bij mij minder lang, maar de aren zijn oh zo mooi. Ze hangen sierlijk over en hebben lange meeldraden. De kleur is eerst knalroze en verkleurt daarna naar een lichter roze. Dan heb je Sanguisorba tenuifolia ‘Alba’, een statige hoge varieteit van wel 1.80 m hoog. Ook die aren hangen over, maar dan in het wit. Deze blijft ook eindeloos lang nieuwe aren aanvoeren. Sanguisorba officinalis ‘Pink Tanna’ is dan weer een hele vrolijke variant, met een lieflijke uitstraling. Sanguisorba minor vormt de kleinste, minst opvallende aartjes. Hij oogt daardoor wat warriger, maar de frisgroene bladtoef is een aanwinst voor de tuin.

Zo’n andere antenneplant waar ik een zwak voor heb is Allium. De grote bollen van Allium ‘Purple Sensation’ heb ik tussen het zachte wuivende gras van Stipa tenuissima gezet. Ze steken mooi boven het gras uit en het blad van de sieruien, dat al snel afsterft, wordt mooi bedekt door het vedergras. Bieslook (Allium schoenoprasum) staat er in groten getale. Ze zaaien zichzelf uit en van de bieslook kun je heerlijke pesto maken. In de late zomer volgt nog Allium tuberosum met de witte halfronde bloembolletjes.

Ook zo’n topper met fijne bloemetjes op lange stengels is Tellima grandiflora ‘Rubra’. Quasi plantvorm en bloeiwijze heeft het iets weg van Heuchera, maar hij is, onterecht, veel minder te zien in tuinen. Als de bloemstengels zich oprichten wijzen ze, als heuse antennes, allemaal één kant uit. De plant verlangt iets meer schaduw en vormt dan een mooie bladtoef, die ook in de winter deels groen blijft. Dit is echt een plant waar je het hele jaar door plezier van hebt.

In hartje zomer wordt je dan getracteerd op een spectaculair vuurwerk van antennes, hier in geel en blauwpaars. Je ziet de half uitgebloeide trommelstokjes (Allium sphaerocephalon), de staalblauwe kogeldistel (Echinops ritro), de net uitgebloeide etagegewijze bloei van Phlomis russeliana en de vrolijk gele bloemen op lange stengels van Rudbeckia nitida ‘Juligold’. En dat alles tegen een achtergrond van de helblauwe Perovskia atriplicifolia en de roodpaarse bloemetjes van Marjolein (Oregano vulgare). Ja, ik weet het zeker, de antenneplanten kunnen nog lang op mijn enthousiasme blijven rekenen.