Radiostilte

Het tuinseizoen is officieel geopend, de minikastjes zijn weer bovengehaald, de eerste zaden zitten alweer in de grond en … de spitvork heeft het wederom begeven. De radiostilte op Zomerstraat betekende ditmaal “werken in de tuin”. Het was zomaar een kleine week lang mooi weer en daar heb ik gebruik van gemaakt. Vier dagen aan een stuk met de handen in de aarde: die poezelige winterhandjes veranderen snel in ruwe werkershanden. Het begon met de composthoop leeg te halen. Die was namelijk boordevol dus voordat er nieuw materiaal bij kon, moest er eerst plek worden gemaakt. Het onderste verteerde materiaal eruit en de rest goed mixen en met kalk bestrooien, dat werkt als compostversneller. Het grootste deel van de verteerde compost heeft een plek gekregen in de voortuin, ter plaatse van de nieuw te planten boom (later meer daarover). De rest ligt even opzij en wordt in de border uitgestrooid, zodra het oude plantenmateriaal afgeknipt en weggehaald is. Het blijft een soort doorschuifsysteem: oud materiaal eruit en op de composthoop > verse compost erweer in.

voorjaarsopruiming

Meestal begin ik met de tuinschoonmaak, bij de border achterin, met als gevolg dat dáár ieder jaar het grootste deel van de compost belandt. Dit jaar heb ik het eens omgedraaid. Ik ben nu aan het middenstuk begonnen. Dat was ook het stuk waar ik vorig jaar nauwelijks aan toegekomen ben quasi onkruid verwijderen. En dat liet zich goed merken…, met als gevolg dat ik nu de trotse eigenaar ben van zo’n stevige glimmende spitvork in RVS. Op sommige stukken was het een ware ravage, enorme plakkaten kweekgras, met daardoorheen pollen Marjolein en de worteluitlopers van Munt. Korte metten heb ik ermee gemaakt, geen barmhartigheid maar de hele boel eruit. Ergens is dat ook wel nodig, zeker met het kweekgras, want ieder worteltje dat blijft zitten wordt al snel weer een hele pol. Met munt is dat niet zo erg (dat eten we gewoon lekker op of stoppen we in de thee), maar met kweekgras…als de wortels zich door de andere planten heen gaan vlechten is er geen ontkomen meer aan en moet de hele boel eruit. Dus werd, stukje bij beetje, pol voor pol gelift, alle bieslook eruit gefilterd (want die wil ik wel nog hebben) en opzij gezet om later weer uit te planten.

Na vier dagen werk is zo’n beetje een kwart van het middenstuk opgeschoond. Nog een heel stuk te gaan dus, maar inmiddels ziet het er buiten helemaal anders uit. Vanochtend trof ik dit berglandschap aan. Het wordt dus nog even een weekje of wat wachten voor we weer verder kunnen doen. Kan ik mooi die ruwe handen even laten bekomen.

sneeuwlandschap

Expansiedrift en overlevingsdrang

De expansiedrift van sommige planten is werkelijk fenomenaal. Op zich is daar niks mis mee natuurlijk. Het betekent dat ze het naar hun zin hebben en dat laten blijken door hun wortels c.q. zaden de vrije loop te laten gaan. Sommigen vallen dan ook onder het kopje “gewenst” of “welkom”, zoals daar zijn de bieslook of de akeleien. Ik kan er geen genoeg van krijgen. Die lading bieslook wordt verwerkt tot heerlijke pesto en de akeleien…. ja…. die zijn gewoon mooi. Maar als die ongebreideld uitdijende planten ook andere “graag geziene gasten” onder de voet beginnen lopen dan ben ik al iets minder enthousiast. Als ze dan ook nog vallen onder het kopje “moeilijk eruit te krijgen” dan zakt de moed mij af en toe in de schoenen. Zoals het geval bij de aanblik van dit plakaat Melica ciliata verstrengeld met de, nog moeilijker eruit te krijgen, Oregano vulgare. De twee zijn al eens de revue gepasseerd hier als dat duo dat oh zo mooi is, maar oh zo ontembaar. Wat doe je eraan als je ze wilt hebben, maar alleen niet zoveel? Vandaag ben ik het plakaat maar eens te lijf gegaan. Met de spitvork en vereende krachten werd stuk voor stuk gelift. Tegelijkertijd brak ik m’n hoofd erover, wat er op die plek allemaal aan andere planten stond. Dit hele stuk was toch niet leeg? Een blik in m’n fotoarchief bracht ook niet veel soelaas. Behalve een polletje Aruncus aethusifolius en Koeleria glauca heb ik niets anders kunnen ontdekken in de wirwar aan gras. Nou, dat is misschien ook wel mooi meegenomen. Dan levert deze schoonmaakactie meteen weer een plekje op om iets nieuws te zetten.

Van een andere ontdekking werd ik dan wel weer blij. Eerder vertelde ik al eens over de Anemonopsis macrophyla (schijnanemoon). Wegens gebrek aan ruimte belandde hij in een pot en hetzelfde gebrek aan ruimte deed hem de das om. Althans dat dacht ik, tot ik nu midden in die overvolle pot een stevige stengel zag die zijn blaadjes probeerde uit te vouwen. Als een soort grijpertjes wezen ze omhoog, “haal mij hieruit”. Dat heb ik dan ook meteen gedaan. Zo’n overlevingsdrang verdient een plekje in een eigen pot en hopenlijk kan ik dan ook eindelijk dit jaar zijn bloemen verwelkomen.

Hoogste tijd

Al meer als een week kriebelt de “voorjaarsopruimwoede”. Door drukte met werk ben ik er nog niet aan toegekomen, maar vandaag liep ik even door de tuin en haalde achteloos ergens wat blad weg en ja hoor: de eerste bloemetjes zijn er al. Onder een dikke koek afgevallen blad van de Duitse Pijp (Aristolochia durior) kwamen de helblauwe bloemetjes van Omphalodes Verna boven. Ik heb dus maar even meteen heel die koek erafgehaald. Nu er licht en lucht bij komt zal het opkomende blad van het “Amerikaans vergeet-mij-nietje” snel de kale bodem weer bedekken. En natuurlijk nog veel meer van die blauwe bloemetjes aanvoeren.

Eigenlijk zitten we nog midden in de winter, maar de warme temperaturen van de laatste tijd doen al echt het lentegevoel opleven. En bij het voorjaar (als ik het zo al mag noemen op half februari) hoort de tuin opruimen en snoeien. Dit zijn zowat de leukste klusjes in de tuin, naast natuurlijk het planten van nieuwe aanwinsten, maar die zijn er voorlopig nog niet, dus tijd om de handen uit de mouwen te steken.

De tuin is nu één grote half ingezakte boel, een wirwar van takken, bladeren, uitgebloeide stengels en … ik vrees ook, al aardig wat onkruid. Maar onder al die chaos, zie je overal nieuwe blaadjes opkomen, neuzen van wortelstokken die net boven de grond komen piepen, verse uitlopers en knoppen die dikker worden. Hier zie je bijv. de prachtige knoppen van Stachyurus praecox. Deze heester bloeit in het vroege voorjaar op het kale hout en is dan een indrukwekkende verschijning.

Met het opruimen probeer ik ook wat voorzichtig te werk te gaan. Meestal ga ik gewoon met de hand, en de snoeischaar in de buurt, aan de slag. Met de hand kun je gemakkelijker voelen waar nieuwe uitlopers zitten of zelfs vergeten of verloren gewaande planten terugvinden. Ook kan er natuurlijk van alles gezaaid zijn, wat je bij het schoffelen bijv. gemakkelijk om zeep helpt. Dat brengt me meteen bij de moeilijke taak van “wat mag blijven staan van al die zaailingen en uitlopers”. Sommigen maken het echt wel gortig, zoals Melica ciliata of Origanum vulgare. Ik moet zeggen dat ik erg moeilijk planten zomaar eruit kan halen onder de noemer “teveel”. Maar af en toe zou ik toch wat rigoreuzer mogen zijn. Zeker bij deze twee, ze zien er in het begin zo lekker compact en bossig uit, dat je denkt dat past nog wel tussen die andere planten. Maar gaandeweg het seizoen worden ze groter en komen ze dan toch in het gedrang met hun buren. En om ze er dan alsnog uit te halen lukt helemaal niet meer, want stiekem leveren die twee toch wel een spectaculair beeld op en natuurlijk een heerlijke geur en smaak in het geval van Origanum.

Laat ik me bij deze voorjaars opruimbeurt dan toch maar voornemen om het teveel er nu wel uit te halen. Kijken of het lukt.