Een doosje tuinplezier

Afgelopen weekend ben ik weer eens op kwekerijen bezoek geweest en ziehier het resultaat: een doosje vol tuinplezier. Voor degenen die meteen beginnen te scannen wat er allemaal tussenzit; een greep uit de inhoud: Geum rivale (met de roodbruine knikkende klokjes), Anthriscus sylvestris ‘Ravenswing’ (met  donker blad en fijne witte schermbloemen), Euphorbia characias ssp. wulfenii (linksvoor met het groenblauwe blad), Tiarella cordifolia (witte schuimbloem), Helichrysum italicum (met het zilvergrijze blad), Lychnis flos-cuculi (met roze bloemen op lange stengels), Corydalis elata (met helderblauwe bloemen) en nog veel meer.

Ik ging vrij onvoorbereid op pad. De enige plant die ik echt in mijn hoofd had was de wolfsmelk (Euphorbia). Al enige tijd heb ik die op het oog voor een tuinstukje dat wel wat structuur kan gebruiken. Ik heb hem een jaar geleden al eens geplant, maar hij is nooit aangeslagen, dus ik ga het nog eens proberen met wat extra zorg. En verder was ik op zoek naar Stipa barbata, maar die hadden ze niet, dus dan dwaalt je oog af naar al het ander moois dat er staat, zoals Lychnis flos-cuculi. De bloemen hebben een soort van gespleten bloemblaadjes wat ze een bijzondere uitstraling geeft. Ze zijn familie van de grasanjers, wat ook wel te herkennen is, maar ze zijn een stuk minder aanwezig, wat ik wel apprecieer.

Een ander schoonheid is Corydalis elata. Ik heb al meermaals verschillende varieteiten gehad van Corydalis flexuosa. Steeds ben ik hem weer kwijtgeraakt, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, dus ik wil het toch nog maar eens proberen. Ik houd mezelf maar voor dat het misschien met een andere varieteit beter zal gaan, want zeg nou zelf, zo’n mooie bloem kun je moeilijk aan voorbij lopen. Ik heb hem nu een plaatsje gegeven tussen verschillende akeleien en varens in de halfschaduw. Op hoop van zegen dat hij het hier naar zijn zin heeft.

Een goed moment trouwens om meteen wat andere planten die nu in bloei staan de revue te laten passeren. Een aantal grassen zijn al van de partij. Helictotrichon sempervirens begint zijn pluimen de hoogte in te stuwen. Je ziet hem in de achtergrond van de akeleien staan. De plant heeft zich afgelopen jaar voorzichtig hier en daar uitgezaaid. Fijn want het gebeurt nooit overdreven, maar wat extra exemplaren zijn welkom. Ik heb er dus een aantal verplant naar plekken die ook wel zo’n rustgevende grijze bol kunnen gebruiken en een aantal cadeau gedaan aan een vriendin. Het groene gras er links naast, Sesleria heufleriana, heeft zijn bloei al achter de rug, maar z’n broer Sesleria nitida staat nog vol met witte pluimen. Ook dit gras vormt, net als Helictotrichon, het hele jaar door een grijze pol, alleen wat breder en minder hoog. Zoals je ziet zijn de sieruien die er voor staan (Alliums) ook weer van de partij. De Lychnis flos-cuculi heeft daar ook een plaatsje gekregen in de volle zon.

Iets verderop staat Geranium phaeum ‘Mourning Widdow’. Deze is vorig jaar geplant, dus dit jaar voor het eerst echt in volle bloei te zien. Met tegenlicht erop kleuren de bloemen donker roodpaars, maar soms lijken ze bijna zwart. Erg mooi om deze te combineren met meer donkere planten zoals Foeniculum vulgare ‘Purpureum’ of Salvia officinalis ‘Purpurea’. Het diepgroene behaarde blad is trouwens ook erg mooi. Tot slot een al oudere gast in de tuin, Ajuga reptans ‘Jungle Beauty’. De bloemen zijn van een prachtig electrisch blauw en steken nog eens extra af door hun donkere calix. Ik heb ze overigens nog maar zelden in bloei mogen zien. Hoewel ze te boek staan als makkelijke groeiers zijn ze hier altijd maar moeilijk op gang gekomen. Dit jaar lijken ze zich toch voor het eerst een beetje te settelen. Soms heeft iets gewoon tijd nodig, dus wie weet gaat het met die Euphorbia en Corydalis ook nog lukken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

‘t Is weer zover

Ieder voorjaar voltrekt zich weer een idyllisch tafereel in de tuin. Het moment is weer aangebroken dat de kriekenboom in bloei staat. En ieder jaar ook verzuchten we weer dat het toch fantastisch zou zijn als hij er wat langer zo zou bij staan. Maar zo werkt het niet in de plantenwereld. Er is een tijd van komen en een tijd van gaan, en het “bloesemmoment” gaat, in het geval van de kriek, erg snel. Maar, … na de bloesem komen de krieken, en dat is toch ook iets om je op te verheugen. De afgelopen twee jaar hebben we een flinke lading krieken gehad. Volgens mij hebben we nu de goeie truc te pakken om de vogels weg te houden. We hangen er CD’s in, en dan zodanig dat ze wat los hangen zodat ze lekker ronddraaien op de wind. De vogels weten niet wat hen overkomt met al die kleurige lichtflitsen, … en wij af en toe ook niet.

Er is overigens al heel wat meer “lentespul” te zien in de tuin. Zoals bijv. de Anemone coronaria, die al een aantal dagen de ereplaats van “foto van de week” siert. Volgens het zakje zou het gaan om de varieteit ‘Lord Lieutenant’. Hij is echter niet dubbelbloemig zoals de bijbehorende afbeelding laat zien. Welke het ook is, maakt niet uit, hij mag blijven. Ik ben overigens niet zo verzot op bloembollen. Behalve een verloren narcis of tulp en wat blauwe druifjes vind je er weinig in mijn tuin. Ik weet niet precies waar het aan ligt, misschien de vaak expressieve kleuren of te grote bloemen, of het feit dat je ze vaak later in het seizoen te pas en te onpas weer tegenkomt net op het moment dat je een andere plant op die lege plek wilde zetten. De bloembollen blijven hier een ondergeschoven kindje, en als ze dan ook nog rood zijn… Deze tulp heeft het geluk dat hij in de schaduw onder het gebladerte van de sering staat. Voorzichtig moet ik bekennen dat dat toch best wel iets moois oplevert.

Grote uitzondering op de onderbeminde bloembollen vormen de sieruien en de kievitsbloemen. Voor de Alliums moet ik nog even geduld hebben, maar de kievitsbloemen (Fritillaria meleagris) laten al hun geblokte klokjes zien. Wat een fantastisch mooi plantje is dit. Een vreemde rariteit zo met dat geometrische ruitjespatroon op de bloemblaadjes. Ze staan in de schaduwhoek en steken ieder jaar trouw hun kopjes boven de grond. Eens dat ze uitgebloeid zijn, blijven hun sierlijke zaadhoofdjes nog lang staan. Je ziet ze hier in combinatie met de Judaspenning (Lunaria annua), die ook al “en masse” bloeit in de tuin. Ik weet eigenlijk niet waarom het Lunaria annua heet, want de plant is tweejarig en niet éénjarig zoals de naam doet vermoeden. Hij bloeit in lilapaars en wit en na de bloei vormt hij de welbekende centen.

Het zijn niet alleen maar bloemen die de vroege lentetuin al aantrekkelijk maken. Ook het jonge uitlopende blad kan heel mooi zijn. Nog teer en onaangetast zie je hier de jonge blaadjes van Cotinus coggygria ‘Royal Purple’. Zo met het tegenlicht geeft dat echt een lichtdoorschijnend effect. Als over enkele weken de crêmegele bloemwolken erin komen verspreid de boom een heerlijk zoete geur om hem heen. Ik snoei hem zo min mogelijk, zodat ik meer kan genieten van de bloei.

Nog zo’n lieflijk en teer bloemetje is Epimedium pubigerum. De Nederlands naam “Elfenbloem” licht al een tipje van de sluier op als het gaat over zijn voorkomen. De witte kleine bloemetjes lijken zowaar op elfjes in ballerinarokjes. De bloemetjes verschijnen op lange stelen hoog boven het hartjesvormige blad. Nog meer van die ballerina-tjes, ditmaal met rood rokje, witte maillot en gele schoentjes, vind je in de Japanse esdoorn (Acer japonicum ‘Aconitifolium’). Ze hangen in groepjes bij elkaar alsof ze op de kermis in de carrousel zitten. Nog even en ze krijgen vleugeltjes.

Een emmertje zwart goud

Gisterenochtend, op weg naar de winkel voor wat laatste boodschappen, zag ik het al liggen,… aan de overkant van de straat, midden op het fietspad,… een flinke hoop paardenmest. Op de terugweg fietste ik erlangs, en ja hoor, dat kon ik niet ongemoeid laten liggen. Dus na snel de boodschappen thuis afgezet te hebben, ging ik gewapend met een emmer en een schepje terug. Is dat nou geen liefde voor de tuin, om ongegeneerd paardenmest van de straat te scheppen? Nou ja, ongegeneerd was het niet echt. Meer een kwestie van snel scheppen en vooral niet opkijken of iemand het ziet. Maar ja, wat wil je, het zwarte goud ligt niet altijd voor het oprapen zullen we maar zeggen.

Eenmaal terug thuis waren de plannen voor die dag snel gemaakt. Hop de tuin in, om de Clematis ‘Grace’ van mest te voorzien. Dit is namelijk een hongerige gast. Ik laat hem in de kriekenboom groeien, omdat deze al vrij snel in de late zomer, nadat de krieken geplukt zijn, zijn blad verliest. De kriek bloeit zeer uitbundig in het voorjaar met witte bloesem en met de Clematic “Grace’ geef ik de kriekenboom als het ware een 2e bloei in het najaar. Deze Clematis is enkelbloemig en bloeit cremewit. Ieder voorjaar knip je hem terug tot zo’n 75 cm, maar uiteindelijk wordt hij in 1 seizoen zo’n 3,5 m hoog en laat dat nou net de hoogte zijn van onze kriek. Ik heb meteen het gras rond de kriekenboom maar een eerste knipbeurt gegeven.

Eenmaal goed op gang heb ik dan ook maar die andere hoop zwart goud aangebroken: de composthoop. Zo met die voorjaaropruiming was hij al aardig vol geworden. Tijd dus om wat ruimte te maken. De onderste lagen zijn al goed verteerd, het is alleen altijd een hele klus om dat eruit te krijgen. Ik kan de voorzijde eraf halen, maar om dan over de diepte van de bak alles eruit te halen, zonder het bovenste deel in te laten storten is een heel karwei. In een ideale situatie zou je eigenlijk 2 composthopen moeten hebben, zodat je ze om en om kunt gebruiken. Maar goed, dat is voor later zorg. Eerst maar eens die compost verdelen over de tuin. Zo met die zwarte rulle grond verspreid tussen de planten ziet alles er al meteen een stuk aangenamer uit.

Daarna maar meteen doorgestoten met de verdere opruiming van de border. Er is nog een heel stuk te gaan. De jonge blaadjes van de lupine lijken met hun handjes echt naar de eerste zonnestralen te grijpen. Hoog tijd dus om alle oude takken en bladeren te verwijderen, zodat ze meer de ruimte krijgen.

Nog zo’n restant van een bloem die ik toch eerst op de foto moest zetten voor ik hem af kon knippen is de zaadbol van Centaurea macrocephala. Zoals te zien doet hij zijn naam wel eer aan: macrocephala staat voor “groot bloemhoofd”. Het heeft toch wel de grootte van een flinke pingpongbal. Ik heb de zaadbol daarna maar boven een nog kaal stukje grond uitgeknepen. Wie weet komt er wat op en zoniet probeer ik het volgend jaar eens netjes te zaaien.

Een plant die echt opknapt van een grote schoonmaakbeurt is het siergras Luzula nivea. Hij ziet er wat groezelig uit met de oude bloeistengels en dorre grassprieten van het vorig jaar er nog aan. Maar als de oude stengels zijn afgeknipt en je met je handen eens goed door de plant heen kamt om de afgestorven delen te verwijderen houdt je een frisgroene pol over. De sprieten zijn over hun hele lengte zacht behaard en dat geeft de plant een bijzondere uitstraling. En dan heb ik het nog niet eens over de bloei in witte wolkjes boven de pol, voor een gras een vrij ongewoon uiterlijk. Blijkbaar had ik met mijn opruimactie ook wat andere gasten wakker gemaakt. Kort erna was het een heen en weer geloop van jewelste. Al dat rood met zwarte stippen op het groene gras,… een mooi gezicht.

Vroege vogels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gisteren heb ik weer een flink stuk van de tuin onderhanden genomen. Heerlijk dat opruimen in het voorjaar. Weg met al dat afgevallen blad en uitgestorven plantendelen. Wat in de winter juist zo’n mooie plaatjes oplevert en voor wat extra bescherming zorgt, mag er nu uit.

Een aantal heesters zijn al goed begonnen aan het voorjaar, zoals de krulhazelaar Corylus avellana ‘Contorta’. Er wordt wel eens gekscherend gezegd dat het enige dat recht is aan deze struik de katjes zijn, maar het klopt wel. De hangende katjes steken erg mooi af tegenover al dat gekronkel en gedraai. Het is een van de eerste aanplanten geweest in m’n tuin. Vroeger stond er één bij m’n ouders in de tuin en sindsdien wilde ik hem ook hebben. In het najaar wordt je dan ook nog eens getrakteerd op een lading hazelnoten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Iets dat ook flink in de kronkel ligt is onze berk. Hij is ooit (ik denk zo’n 10 jaar geleden) door de bliksem getroffen. We hebben hem toen moeten afzagen tot op zo’n 4,5 m hoogte, waarna hij gelukkig weer terug is uitgelopen. Hij verdient niet de schoonheidsprijs, maar het is wel een trouwe kameraad in de tuin. En zo met het avondzonnetje erop mag hij er best zijn.

Een vroege voorjaarsbloeier die ik onder een lading afgevallen blad vandaan haalde is Hacquetia epipactus. Een kleine rariteit met groene bloemetjes en een geel hartje. De kleurencombinatie doet op de een of andere manier aan friszure appels denken, in ieder geval een echt vrolijke lentebode.

Hoogste tijd

Al meer als een week kriebelt de “voorjaarsopruimwoede”. Door drukte met werk ben ik er nog niet aan toegekomen, maar vandaag liep ik even door de tuin en haalde achteloos ergens wat blad weg en ja hoor: de eerste bloemetjes zijn er al. Onder een dikke koek afgevallen blad van de Duitse Pijp (Aristolochia durior) kwamen de helblauwe bloemetjes van Omphalodes Verna boven. Ik heb dus maar even meteen heel die koek erafgehaald. Nu er licht en lucht bij komt zal het opkomende blad van het “Amerikaans vergeet-mij-nietje” snel de kale bodem weer bedekken. En natuurlijk nog veel meer van die blauwe bloemetjes aanvoeren.

Eigenlijk zitten we nog midden in de winter, maar de warme temperaturen van de laatste tijd doen al echt het lentegevoel opleven. En bij het voorjaar (als ik het zo al mag noemen op half februari) hoort de tuin opruimen en snoeien. Dit zijn zowat de leukste klusjes in de tuin, naast natuurlijk het planten van nieuwe aanwinsten, maar die zijn er voorlopig nog niet, dus tijd om de handen uit de mouwen te steken.

De tuin is nu één grote half ingezakte boel, een wirwar van takken, bladeren, uitgebloeide stengels en … ik vrees ook, al aardig wat onkruid. Maar onder al die chaos, zie je overal nieuwe blaadjes opkomen, neuzen van wortelstokken die net boven de grond komen piepen, verse uitlopers en knoppen die dikker worden. Hier zie je bijv. de prachtige knoppen van Stachyurus praecox. Deze heester bloeit in het vroege voorjaar op het kale hout en is dan een indrukwekkende verschijning.

Met het opruimen probeer ik ook wat voorzichtig te werk te gaan. Meestal ga ik gewoon met de hand, en de snoeischaar in de buurt, aan de slag. Met de hand kun je gemakkelijker voelen waar nieuwe uitlopers zitten of zelfs vergeten of verloren gewaande planten terugvinden. Ook kan er natuurlijk van alles gezaaid zijn, wat je bij het schoffelen bijv. gemakkelijk om zeep helpt. Dat brengt me meteen bij de moeilijke taak van “wat mag blijven staan van al die zaailingen en uitlopers”. Sommigen maken het echt wel gortig, zoals Melica ciliata of Origanum vulgare. Ik moet zeggen dat ik erg moeilijk planten zomaar eruit kan halen onder de noemer “teveel”. Maar af en toe zou ik toch wat rigoreuzer mogen zijn. Zeker bij deze twee, ze zien er in het begin zo lekker compact en bossig uit, dat je denkt dat past nog wel tussen die andere planten. Maar gaandeweg het seizoen worden ze groter en komen ze dan toch in het gedrang met hun buren. En om ze er dan alsnog uit te halen lukt helemaal niet meer, want stiekem leveren die twee toch wel een spectaculair beeld op en natuurlijk een heerlijke geur en smaak in het geval van Origanum.

Laat ik me bij deze voorjaars opruimbeurt dan toch maar voornemen om het teveel er nu wel uit te halen. Kijken of het lukt.

Zilver en goud

Even was het weer winter, die paar uur in de vroege ochtend dat alles met een vrieslaagje was bedekt. De tuin werd getooid in zilver en goud, de vries zorgde voor het zilver en het vroege ochtendlicht voor het goud.

Ik kon het dan ook niet weerstaan om buiten foto’s te gaan maken. Maar een geluk ook, want een uurtje later was het alweer weg. De toch al zilveren centen van de judaspenning (Lunaria annua) zagen er nu extra mooi uit met het witte randje rondom. Vlak na de bloei als de centen worden gevormd zijn ze groenig van kleur. Later kleuren ze naar een donkerbruin grijs. En als je niet weet dat de mooie zilveren centen op komst zijn, kan ik me voorstellen dat je ze op dat moment weghaalt. Maar geduld loont dus, want als de buitenste vliezen erafgaan worden de zilveren centen onthuld.

De mooie bloemaren van Agastache foeniculum ‘Blue Fortune’ vormen ook een mooi accent in al dat wit. Ze staan bij mij her en der verspreid tussen de andere planten. Het zijn op zich vrij kortlevende vaste planten, maar ze zaaien zich goed uit. Dus als je even de moeite neemt om de zaailingen op te nemen en elders weer te planten, wordt je getrakteerd op een lading lavendelblauwe aren ongeveer van juni tot in augustus. De bladeren ruiken sterk naar een mengeling van drop en anijs (vandaar ook de Nederlandse naam dropplant). Je kunt er thee van trekken of gewoon lekker tussen je vingers wrijven als je er langs loopt. De cultivar ‘Blackadder’ is ook erg mooi, die heeft iets meer contrast in de aren, die een wat donkerdere paarsblauwe kleur hebben.
Een ander mooi effect geven de kantachtige bloemschermen van Ammi visnaga (tandenstokerplant). De plant heeft een vrij ijle structuur, dus hij staat erg mooi tussen wat andere stevigere planten met volume, zoals bijv. de grote grijze graspollen van Helictotrichon sempervirens. Als de bloemschermen zich ontwikkelen zijn ze eerst nog opgerold tot een ronde bol, die zich dan ontvouwt tot de grote platte schermen met ontelbaar veel fijne witte bloemetjes.

Ook zo’n plant die een periode kent na de bloei dat je overweegt om hem af te knippen is Veronica longifolia. Niet doen dus want de zaaddozen krijgen gaandeweg een mooie structuur. De zaden zitten dicht opeengepakt aan langgerekte aren en dat geeft een mooie geribbelde structuur. Zeker met zo’n laagje rijp erop. Ik heb de variëteit ‘Pink Damask’, met een roze bloei (zoals de naam al zegt), maar ik overweeg ook nog eens om een blauwpaarse variëteit te nemen.

Ik ben er nog niet uit wie de prijs voor het mooiste goud wegkaapt hier, maar deze twee grassen strijden er toch wel hard om. Op de voorgrond Chasmantium latifolium en op de achtergrond Calamagrostis acutiflora ‘Karl Foerster’. Het struisriet (Calamagrostis) vormt een stijve rechtopgaande pol van zo’n 1,75m hoog. Wind en regen laten de halmen wel eens overhellen, maar wat er ook gebeurt, uiteindelijk staat het gras weer kaarsrecht. Nu in de winter zijn alle zaadpluimen er al af, maar de stengels geven een ongelooflijk mooie gouden kleur. Bij het plataargras (Chasmantium) hangen de bloeiaartjes er nog wel aan. Het zijn platte aartjes die in sierlijke trosjes bij elkaar hangen en bij ieder zuchtje wind ritselen. Tijdens de bloei zijn de aartjes lichtgroen en steken duidelijk af tegenover het iets donkerder groene gras, dat wel iets weg heeft van bamboe. Maar in het najaar en de winter krijgen de aartjes en het blad dezelfde gouden kleur en vormt het een mooie pol in de wintertuin.

Met het druilerige weer van de afgelopen dagen kijk ik al weer uit naar de volgende “winter-ochtend”.

Antenneplanten

Iemand wees mij er eens op, bij het aanzien van mijn tuin, dat ik welhaast liefhebber moest zijn van “antenneplanten”. En ja, hij had nog gelijk ook. Daar heb je dan iemand anders voor nodig om dat bij jezelf te ontdekken.

Iets in de vorm van “een bolletje op een stokje” heeft bij mij inderdaad een stapje voor. Een lange wiebelende stengel met een bolletje, aartje of pluimpje erop heeft meteen mijn aandacht. Zo ben ik bijvoorbeeld verzot op Sanguisorba. Het mooie fijn gekartelde blad vormt al vroeg in het voorjaar een frisgroene pol. En daaruit verschijnen dan de lange sierlijke stengels met aartjes in roze, bordeaux of wit. Alle cultivars zijn fantastisch. Zo is er Sanguisorba menziesii, die bloeit eindeloos lang, en soms twee keer, met dikke bordeauxrode aren.

Sanguisorba obtusa was mijn eerste aanwinst van de soort. Deze bloeit bij mij minder lang, maar de aren zijn oh zo mooi. Ze hangen sierlijk over en hebben lange meeldraden. De kleur is eerst knalroze en verkleurt daarna naar een lichter roze. Dan heb je Sanguisorba tenuifolia ‘Alba’, een statige hoge varieteit van wel 1.80 m hoog. Ook die aren hangen over, maar dan in het wit. Deze blijft ook eindeloos lang nieuwe aren aanvoeren. Sanguisorba officinalis ‘Pink Tanna’ is dan weer een hele vrolijke variant, met een lieflijke uitstraling. Sanguisorba minor vormt de kleinste, minst opvallende aartjes. Hij oogt daardoor wat warriger, maar de frisgroene bladtoef is een aanwinst voor de tuin.

Zo’n andere antenneplant waar ik een zwak voor heb is Allium. De grote bollen van Allium ‘Purple Sensation’ heb ik tussen het zachte wuivende gras van Stipa tenuissima gezet. Ze steken mooi boven het gras uit en het blad van de sieruien, dat al snel afsterft, wordt mooi bedekt door het vedergras. Bieslook (Allium schoenoprasum) staat er in groten getale. Ze zaaien zichzelf uit en van de bieslook kun je heerlijke pesto maken. In de late zomer volgt nog Allium tuberosum met de witte halfronde bloembolletjes.

Ook zo’n topper met fijne bloemetjes op lange stengels is Tellima grandiflora ‘Rubra’. Quasi plantvorm en bloeiwijze heeft het iets weg van Heuchera, maar hij is, onterecht, veel minder te zien in tuinen. Als de bloemstengels zich oprichten wijzen ze, als heuse antennes, allemaal één kant uit. De plant verlangt iets meer schaduw en vormt dan een mooie bladtoef, die ook in de winter deels groen blijft. Dit is echt een plant waar je het hele jaar door plezier van hebt.

In hartje zomer wordt je dan getracteerd op een spectaculair vuurwerk van antennes, hier in geel en blauwpaars. Je ziet de half uitgebloeide trommelstokjes (Allium sphaerocephalon), de staalblauwe kogeldistel (Echinops ritro), de net uitgebloeide etagegewijze bloei van Phlomis russeliana en de vrolijk gele bloemen op lange stengels van Rudbeckia nitida ‘Juligold’. En dat alles tegen een achtergrond van de helblauwe Perovskia atriplicifolia en de roodpaarse bloemetjes van Marjolein (Oregano vulgare). Ja, ik weet het zeker, de antenneplanten kunnen nog lang op mijn enthousiasme blijven rekenen.

Even voorstellen

Hallo, eindelijk is het dan zover. Mijn eerste tuinverhaal is in de maak. En wat is er mooier dan te starten met foto’s in de sneeuw. Alles onder een witte laag bedekt, waardoor nog maar een tipje van de sluier wordt opgelicht. Vandaag zag ik dit tafereel buiten.

Toegegeven, veel wordt bepaald door het mooie uitzicht vanuit mijn tuin naar de achterliggende wei met het schuurtje en de prachtig hoge bomen in de verte. Maar op deze dagen met al dat wit, die blauwe lucht en het roze licht is dat uitzicht extra mooi. Nog zo’n foto van enkele winters geleden is deze:

Maar goed, terug naar vandaag, met de glinsterende sneeuw en het zonnetje op de zaaddozen van Rudbeckia nitida ‘Juligold’.

Ik laat in het najaar eigenlijk altijd alles gewoon staan zoals het is. De tuin opruimen of “winterklaar” maken is er voor mij niet bij. Hooguit wordt hier en daar wat extra bescherming in de  vorm van bladeren en takken bij gevoelige planten gelegd, als ze vanzelf al niet onder afvallend blad zijn bedolven. Het resultaat is dat je tuin in de winter er fantastisch uitziet. Ik ben niet zo verzot op de doorsnee wintergroene structuur planten zoals Buxus, Taxus en Rhododendron. Daarom heb ik veel siergrassen in de tuin. Voor een mooi winterbeeld is het eigenlijk belangrijker om planten te hebben die wintervol zijn (hun volume behouden) dan planten die wintergroen zijn.

Zelfs iets met een hele ijle structuur, krijgt in de winter opeens een prachtig effect, zoals deze uitgebloeide stengel van de pluimpapaver (Macleaya cordata). De grote blauwgrijze bladeren die in het groeiseizoen juist de meest opvallende verschijning zijn van de plant zijn al lang verlept en hangen op de grond, maar de stengels staan nog steeds overeind. En dan met die waterdruppels eraan,… zo mag de winter voor mij nog wel even duren.